Het in 1907 ontstane kerkverband telde per 31 december 57.524 leden en 47.847 doopleden, zo blijkt uit het donderdag verschenen Kerkelijk Jaarboek 2011. Eind 2009 waren dit er respectievelijk 56.967 en 47.803.

In zijn jaaroverzicht merkt ds. M. Golverdingen uit Waarde op dat het „wat opvallend” blijft dat „onze gemeenten enige groei laten zien”, omdat er tegelijkertijd sprake is van een verhoudingsgewijs groot aantal overgangen naar andere kerken. „Als we het geheel overzien zal de groei van de Gereformeerde Gemeenten vooral moeten worden verklaard uit het geboorteoverschot. De toename van het ledental zal voor een klein deel te danken zijn aan het feit, dat in 2010 het aantal overgangen naar andere kerken in vergelijking met 2009 daalde van 1.995 tot 1.826.”

Vorig jaar traden 826 personen uit andere kerkgenootschappen toe tot de Gereformeerde Gemeenten, zo’n 100 minder dan in 2009. „Onze gemeenten behouden een vrij sterke aantrekkingskracht op de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Het aantal leden en doopleden dat uit deze kerken overkwam bedroeg respectievelijk 264 en 219. Dat was ongeveer vijf keer zo groot als het aantal personen dat onze gemeenten verliet om zich bij de genoemde kerkverbanden aan te sluiten.”

Wat de verliezen betreft, blijft het beeld hetzelfde, constateert ds. Golverdingen. „Elk jaar wordt een kleine gemeente van ruim driehonderd leden en doopleden onkerkelijk. In 2010 ging het om 356 personen.”

De „verliezen” aan andere kerken zijn overigens groter. „Weliswaar kwamen uit de Protestantse kerk in Nederland en de Hersteld Hervormde Kerk respectievelijk 100 en 152 leden en doopleden over, maar de verliezen van onze gemeenten aan die beide kerkverbanden zijn aanzienlijk groter. Naar de PKN gingen 603 leden en doopleden. Naar de HHK vertrokken 444 personen.”

De predikant noemt het verheugend dat er sprake is van een kleine groei en het aantal overgangen naar andere kerken wat afneemt. „Dit neemt niet weg, dat wij in 2010 een gemeente van 950 leden en doopleden verloren. Dat is een grote gemeente! Waarom verliezen onze gemeenten aan geestelijke werfkracht? Zou het niet zijn, omdat het werk der genade onder ons minder wordt gevonden dan voorheen? Zou het niet zijn, omdat een wereldgelijkvormig doen en denken onze veerkracht van binnenuit aantast? Te midden van de verscheurdheid van Gods kerk in Nederland betaamt ons grote bescheidenheid en ootmoed.”