Oud-staatssecretaris Bussemaker beschrijft ervaringen als dochter van kampkind
Jet Bussemakers vader droeg zijn verleden als gevangene van de Japanners in Nederlands-Indië altijd met zich mee, maar hij kon er niet zo gemakkelijk over praten. Hij keek heel anders tegen die tijd aan dan dochter Jet, die vraagtekens plaatste bij de geschiedenis van Nederland als koloniale mogendheid.
„Mijn vader en ik hadden jaren nodig voordat we onze conflicten konden beslechten”, schrijft Bussemaker openhartig. Ze ging zijn gedachtegang beter begrijpen toen ze in 1988 samen de plaatsen in Indonesië langs reisden waar hij vroeger verbleef, en waar de herinneringen hem nu soms erg aangrepen.
Als staatssecretaris (2007-2010) was Bussemaker verantwoordelijk voor de zorg voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers. „De distantie die doorgaans van een bewindspersoon wordt verwacht, was nu opeens niet meer zo vanzelfsprekend”, schrijft ze. „Mijn persoonlijke betrokkenheid had voordelen, omdat ik in een wereld vol wrok en argwaan niet bij voorbaat gewantrouwd werd. Maar het had ook nadelen, omdat betrokkenheid –anders dan in het veld wel eens wordt gedacht– iets anders is dan het kritiekloos volgen van de wensen van betrokkenen.”
Bussemaker wijdde haar toespraak tijdens de dodenherdenking in Amsterdam in 2008 aan de ervaringen van haar opa, haar vader en haarzelf. „Mijn ouders, man en dochter zaten ergens tussen de overlevenden op de eerste rij. Ik wist dat ik mijn vader niet aan moest kijken, wilde ik nog iets van distantie bewaren. Nooit kreeg ik zoveel reacties op een toespraak.”
Boekgegevens
Dochter van een kampkind. Ervaringen van een staatssecretaris met de oorlog in Nederlands-Indië, Jet Bussemaker; uitg. Thoeris, Amsterdam 2011; ISBN 978 90 7221 958 9; 168 blz.; € 14,95.