Eindtijdprofeten zitten ernaast
De laatste dag. Evangelicalen kijken er vaak naar uit. Sommigen van hen proberen zelfs nauwkeurig de datum ervan te berekenen. Atheïsten spotten er mee. De meeste reformatorische christenen denken er liever niet aan.
De hoogbejaarde Amerikaanse radioprediker Harold Camping is er zeker van. Op 21 mei 2011, vandaag dus, vindt het laatste oordeel plaats. Vijf maanden later, op 21 oktober van dit jaar, zal het einde van de wereld zijn. Nauwkeurige Bijbelstudie en veel rekenwerk hebben hem deze zekerheid gegeven.
Met behulp van de geslachtsrekeningen in Genesis 5 en 11 heeft hij berekend dat het vandaag precies 7000 jaar geleden is dat de zondvloed begon. Volgens Camping begint daarom precies op deze dag „de grote afrekening.”
Camping claimt dat hij en enkele van zijn volgelingen deze kennis exclusief bezitten. De rest van de christenen hebben deze tegenwoordige wereld lief gekregen en „zullen dus op de oordeelsdag moeten vrezen voor hetgeen hen te wachten staat.” Het feit dat de christenheid zo erg in verval is geraakt, noemt Camping het „belangrijkste ondersteunende bewijs” dat hij met zijn profetie goed zit.
Echter, om te voorkomen dat de wereld door deze finale gebeurtenissen geheel wordt overvallen, is de oude radioprediker “Operatie Jona” gestart. Net als de profeet uit het Oude Testament wil hij de mensheid een laatste waarschuwing geven.
Camping gebruikt daarvoor zijn eigen radiozender, Family Radio. In veertig talen wordt de profetische boodschap verspreid. Daarnaast heeft hij miljoenen geïnvesteerd in een reclamecampagne. Op stations, ook in Nederland, vertellen billboards dat 21 mei de dag des oordeels is. En om die boodschap kracht bij te zetten, staat er in belabberd Nederlands bij: „De Bijbel garandeerd het.”
Een kleine groep volgelingen is ervan overtuigd dat de hoogbejaarde evangelist gelijk heeft. Gisteren vertelde de 27-jarige Adrienne Martinez dat zij haar baan had opgezegd en de laatste dagen had doorgebracht in een huurhuis in de Amerikaanse stad Orlando. Samen met haar man genoot ze van hun spaargeld. „Zaterdag hebben we geen dollar meer nodig.” Ook andere vrienden van Camping budgetteren deze weken hun uitgaven, zodat ze op de laatste dag blut zijn.
Debat
Inmiddels heeft Campings profetie geleid tot een stevig debat onder Amerikaanse evangelicalen. De meeste voorgangers in Amerika distantiëren zich van de oude prediker uit Californië. Zij wijzen er onder andere op dat het niet de eerste keer is dat Camping de datum van de wederkomst voorspelt. In 1994 voorzegde hij ook al eens het wereldeinde. Toen dat uitbleef, moest hij toegeven ernaast te hebben gezeten. Als verklaring zei hij toen een belangrijk gegeven voor zijn berekening over het hoofd te hebben gezien. Nu weet hij echter zeker dat hij goed zit. „Ik heb het uitgerekend, nagerekend en met de computer laten controleren. Het kan niet missen. Het oordeel is op 21 mei. Absoluut.”
Toch overtuigt dit veel evangelicalen niet. Sommigen van hen zeggen dit in bedekte termen, anderen zijn uitgesproken. De vooraanstaande baptist Albert Mohler is wel heel duidelijk. Hij noemt de profetie van Camping een valse leer. „Geloof hem niet”, is zijn advies.
Vanaf Assyriërs
Rekensommen om te kunnen aankondigen wanneer de laatste dag zal zijn, worden al eeuwenlang gemaakt. Het eerste bewijs dat mensen een spoedig einde van de wereld verwachtten, dateert van omstreek 2800 v.Chr. Op een Assyrische kleitablet uit die tijd staat dat de aarde in verval is geraakt en daarom het wereldeinde aanstaande is. En de Romeinen geloofden lang de mythe dat de stad Rome 120 jaar na de stichting in 753 v.Chr. ten onder zou gaan.
Vanaf het begin van de christelijke jaartelling is er een lange reeks te noemen van mensen die een spoedig wereldeinde verwachtten. Soms waren het sekten, zoals montanisten, donatisten en joachieten; soms waren het ook theologen van aanzien. Vooral bij het naderen van jaren zoals 500, 1000 en 1200 nam het aantal voorspellingen toe.
Onder gerespecteerde reformatorische voorgangers kwam het eveneens voor dat men redelijk nauwkeurig de wederkomst voorspelde. Maarten Luther verwachtte dat het einde der tijden voor het einde van de eeuw waarin hij leefde zou komen. De bekende opwekkingprediker Charles Wesley voorspelde hetzelfde in zijn tijd.
Het aantal eindtijdprofetieën nam in de loop van de negentiende en de twintigste eeuw sterk toe. De website ”A Brief History of the Apocalyps” telt in de 19e eeuw 35 voorspellingen en in de 20e zelfs 163. Daarbij is opvallend dat met name bij het naderen van de millenniumwisseling het aantal voorspellingen sterk toenam. In het laatste jaar voor de eeuwwisseling waren er dat maar liefst 71. En geen daarvan is uitgekomen.
Een Bijbelvast christen zal er niet verbaasd over zijn dat de vele profeten er steeds naast zaten. De Heere Zelf heeft Zijn discipelen gezegd wel zeer waakzaam te zijn, acht te geven op de tekenen der tijd, maar zich niet te vermoeien met het vaststellen van de datum van de wederkomst. Dat is zinloos. „Doch van die dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen” (Mattheus 24:36). En kort daarna onderstreepte Hij dat nog eens tegenover Zijn discipelen: „Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft” (Hand. 1:7).
Berekeningen van de jongste dag zitten er tot nu toe altijd naast. De christelijke schrijver Jason Boyett waarschuwde deze week in The Washington Post dat dergelijke voorspellingen tot grote schade van gelovigen zijn. „Mensen raken teleurgesteld en kunnen het christelijke geloof de rug toekeren.”
Spot
Toch is daarmee niet alles gezegd. Elke keer dat een eindtijdvoorspeller het mis blijkt te hebben, heeft de niet-christen reden om te spotten. Vrijwel onmiddellijk nadat Harold Camping zijn waarschuwing deed, lieten Amerikaanse atheïsten weten bereid te zijn om voor de huisdieren te zorgen „wanneer hun christelijke baasjes naar de hemel zijn gegaan.” Voor 135 dollar kunnen dierenbezitters een abonnement nemen. Dat is ook nog eens tien jaar geldig, „zodat abonnees er ook nog iets aan hebben als de wederkomst nog wat langer op zich laat wachten.” Iedereen voelt de spot die van deze aanbieding afdruipt. De atheïstische dierenverzorgers zeggen al 259 klanten in 26 Amerikaanse staten te hebben die zeker willen weten dat er in de eindtijd goed voor hun huisdier wordt gezorgd.
De vraag is gewettigd of eindtijdprofeten zich wel voldoende realiseren welk een schade zij toebrengen aan de naam en de zaak van de Heere. Het lijkt wel alsof zij zich er niet over bekommeren dat ze de hoon van de wereld over zichzelf en de christenheid afroepen.
De Amerikaanse onderzoekster van evangelicale stromingen dr. Edith Blumhofer uit Wheaton bevestigt dat. „De meeste geestelijk leiders die zeggen precies te weten wanneer het wereldeinde is, zijn alleen maar uit op het vestigen van hun eigen naam. Ze willen aandacht, zoeken de sensatie. Meer niet. Ze hebben niet het geestelijk belang van hun volgelingen op het oog. Ze willen alleen maar macht uitoefenen.”
Tegelijk constateert ze dat wanneer de berekening niet uitkomt, dat meer schade doet aan de naam van Christus dan aan die van de dwalende profeet. David Crosby, baptistenpredikant in New Orleans, is dat met Blumhofer eens. Enigszins cynisch merkt hij op: „Let op, als Camping zaterdag geen gelijk krijgt, begint hij zondag aan een nieuwe berekening. En de volgelingen trappen daar ook weer heel gemakkelijk in.”
Evangelisch verlangen
Hoewel lang niet alle evangelicalen zich laten inpalmen door eindtijdprofeten, is het wel een feit dat er binnen die kringen een sterk besef van het aanstaande wereldeinde leeft. De Amerikaanse kenner van de evangelicale beweging Mark Noll noemt daarvoor verschillende redenen. Als eerste noemt hij de doperse invloed. Binnen die stroming is het besef van een aanstaande wederkomst altijd veel sterker geweest dan bij lutheranen en calvinisten. Een tweede factor is volgens Noll de opwekkingstheologie. Sinds het optreden van predikers zoals Wesley, Whitefield en Edwards heeft het verlangen naar revivals de protestantse wereld in Amerika in belangrijke mate gestempeld. Algemeen was de verwachting dat er aan de wederkomst een grote opwekking zou voorafgaan. Bij de verschillende revivals leefde daarom de gedachte dat Christus snel zou terugkomen. Ten derde wijst Noll op het optimistische geloof dat evangelicalen hebben. Ze zijn verlost, het zit geestelijk wel goed met hen. Ze hebben het comfortabel. Alleen als Christus wederkomt, kan het nog beter voor hen worden. Vandaar een sterk verlangen naar de jongste dag.
Keerzijde
Reformatorische christen kunnen de eindtijdprofetieën van Harold Camping en anderen radicaal afwijzen. En gelijk hebben ze. De Bijbel wijst een ander spoor. Evenzo kraken ze kritische noten over het optimisme in het geloofsleven van veel evangelicalen. Denken die er niet te gemakkelijk over, zo vragen orthodoxe gereformeerden zich af. Het geloofsleven kent toch ook zijn strijd? Zekerheid van het geloof heb je niet zomaar. Naast de vijf wijze maagden waren er toch ook vijf dwaze. Ook die gingen uit om de bruidegom te zien. Er was ook bij hen een verlangen naar Zijn komst. Maar ze mochten de bruiloftszaal niet betreden. Ze hadden te lichtvaardig over de ontmoeting met de bruidegom gedacht.
Toch is er ook een keerzijde. Reformatorische christenen mogen dan het optimisme van evangelische christenen over hun toekomst misplaatst vinden, bij veel gereformeerde belijders is er geen enkel verlangen naar de wederkomst. Sterker, ze zijn er bang voor en duwen de gedachte aan het wereldeinde zo ver mogelijk weg. Preken over het laatste der dagen horen ze liever niet. Zelfs mensen die soms openlijk spreken over hun geloofsleven, zwijgen liever over de grote toekomst.
Voor een deel heeft die schuchterheid te maken met geestelijke bescheidenheid en het besef dat het laatste oordeel een ontzagwekkende gebeurtenis zal zijn. De heiligheid en de majesteit van dat gebeuren zijn op zichzelf zeker huiveringwekkend. En speelt ook niet mee dat reformatorische christenen in het algemeen meer aandacht hebben voor Gods heiligheid dan evangelischen?
En inderdaad, die dag zal verschrikkelijk zijn voor mensen die niet geborgen zijn in het bloed van het Lam. De ontnuchtering zal zeker ontzettend zijn voor de mensen die net als de dwaze maagden dan openbaar komen; wel een belijdenis, maar geen olie in de lampen. Voor ieder mens buiten Christus moeten eindtijdprofetieën een aansporing zijn om ook bereid te zijn.
Toch is die schuchterheid niet de enige oorzaak. Er lijkt nog iets anders aan de hand te zijn. Materialisme verdringt het verlangen naar het beter vaderland. Wie het op zijn tijdelijk adres erg goed heeft, verlangt niet zo sterk naar zijn vaste woonplaats als iemand die dagelijks in eenvoudige tenten bivakkeert. Recent zei een predikant in een preek over de bede ”Uw Koninkrijk kome”: „Dat bidden we wel, maar we denken er heel snel bij: Voorlopig liever nog niet.”
Uitzien
Reformatorische christenen veronachtzamen een belangrijk aspect van het geloofsleven als het verlangen naar de jongste dag niet leeft. Dat uitzien was er wel bij de reformatoren. Calvijn wijst er in zijn verklaring van Lukas 21:28 op dat de oordeelsdag voor de gelovigen de dag van de verlossing is, „omdat wij dan pas de vrucht van de door Christus aangebrachte bevrijding werkelijk en volkomen zullen genieten.” Daarom zegt hij: „Dat wij dan steeds aandachtig het oor geopend houden voor het geklank van de bazuin van de Engel, die niet alleen weerklinken zal om de verworpenen met dodelijke schrik te treffen, maar om de uitverkorenen (…) tot het genot van het nieuwe leven op te wekken.” Heinrich Bullinger besluit in 1557 de voorrede op zijn prekenbundel over het boek Openbaring met de opmerking: „Want wij verwachten Hem, onze Heere, weldra uit de hemelen.” Dat was zijn uitzien en verlangen. Zacharias Ursinus, de opsteller van de Heidelbergse Catechismus, stelt in zijn ”Schatboek” de vraag of de christen naar het laatste oordeel behoort te verlangen. Dan is zijn antwoord: „Men dient er heel erg naar te verlangen, want Christus gebiedt het ons.” Guido de Brès gehoorzaamde daaraan. Hij sloot de Nederlandse Geloofsbelijdenis af met de bekende woorden: „Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods in Jezus Christus, onzen Heere.”