Zangdocent: Dit gaan we even lekker Bach maken
„Laat de kaak goed ontspannen hangen. De achterkant van de tong moet hoog staan. We beginnen op ng.” Inzingen vormt een belangrijk onderdeel van de les die Ilona Vooijs-de Kievit geeft. Haar leerling, Susanne Prins-van Dillen, grossiert een kwartier lang in notenreeksen op verschillende hoogten.
De docente geeft aanwijzingen: „Zorg dat je tijdens het inzingen overal vibrato hebt, zodat elke toon ontspannen is. Probeer die toon nasaal te houden. Maak de i wat scherper, al klinkt dat voor jezelf lelijk.”
Prins staat voor een grote spiegel. De ene keer mag ze een vinger tegen haar onderkaak houden. Een volgend moment zit één hand achter het rechteroor, terwijl de andere hand langs de neus wordt gehouden. „Iets meer klank maken, Suus. Ja, goed! Blijf je lippen gebruiken om sturing te geven. En nu de stem vrijlaten en genieten.”
Het is tijd voor ”Bist du bei mir” van Bach. Edwin Vooijs neemt het instrumentale deel voor zijn rekening, zodat zijn echtgenote haar handen vrij heeft. Prins zingt het werk eerst door. Vooijs kijkt regelmatig in de partituur, maar observeert vooral haar leerling. „Fraseer al in het begin, laat de komma horen. Articuleren bij hoge noten is lastig. Je moet ruimte en klank maken en verstaanbaar blijven.” Prins probeert het opnieuw, nu met een hand langs haar neus. Tijdens het zingen krijgt ze aanwijzingen als: „Adem in.” „En richten.” „Overdrijven, die medeklinkers.”
„Bach geeft je vaak weinig tijd om te ademen”, legt de docente uit. „Een trucje is het inkorten van lange noten, zodat je tijd hebt om de volgende frase te beginnen. Je werkt hier sterk vanuit de ribben. Tijdens korte adempauzes heb je alleen tijd om je ribben opzij te gooien. Om ze vervolgens uit te laten staan en verder te zingen.” „Stuur de klank”, adviseert Vooijs. „Onder meer met een bijna overdreven articulatie van woorden als ”Freude”, ”zum sterben” en ”meine Ruh”. Daardoor plaats je de tekst vooraan.”
De zangpedagoge legt beide handen even op de zij van Prins, die het Bachwerk nogmaals laat horen. „En uit.” „Nu kort.” „Lippen spannen en praten.” „Tekst, tekst!” „Ribben wijd en vertellen dat verhaal.” „Je merkt dat er muzikaal meer gebeurt als je in je lijf en in de tekst gaat hangen.”
Prins zingt graag Bach. „Zijn muziek grijpt me altijd. Hij heeft sterk vanuit zijn geloofsbeleving geschreven. Dat maakt zijn werken ontroerend.”
De leerling werkt zich dapper door de noten heen, maar er blijft altijd wat te verbeteren. „Houd je mondhoeken gespannen in ”zum Sterben und zu meiner Ruh”, want dit deel speelt zich op een kleine afstand af. Als je de kaak rustiger houdt, creëer je rust.” „Dit gaan we nog even lekker Bach maken. Hier heb je een lange noot van drie tellen. Zet hem strak aan en laat hem aan het eind vibreren.”
Dit is deel 5 in een serie. Over vier weken het slot.