Patrick van der Linden: Dirigeer hier met een felle slag
„Hoeveel noten tel je hier? Inderdaad, twaalf. Het aantal symboliseert de elf discipelen en Jezus, want Judas is er niet meer bij. Dit is een fraai voorbeeld van de aanpak van Bach. Bij hem komen muziek en de getallensymboliek altijd prachtig samen.”
Mariëlle Heidekamp uit Zoetermeer volgt directielessen bij Patrick van der Linden. De garage naast de woning van deze Ridderkerkse musicus is ingericht als muziekkamer. Vandaag staan twee recitatieven uit Bachs Matthäus Passion en diens cantate ”Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort” op het programma.
De les begint met de analyse van de partituur. Docent en leerling zitten tegenover elkaar aan tafel met het notenbeeld van recitatief 14 voor zich: „Und da sie den Lobgesang gesprochen hatten, gingen sie hinaus an den Ölberg.” „Hoe heb je dit gedeelte ingestudeerd?” vraagt Van der Linden. „Door het op te splitsen en te kijken wat er gebeurt. De melodie en de tekst heb ik uit mijn hoofd geleerd, zodat ik kan meezingen.” „Wat valt je op als Jezus met Zijn discipelen naar de Olijfberg gaat?” „De stijgende lijn.”
„Stel dat je dit recitatief bespreekt met iemand die voor het eerst iets van Bach ziet, wat zou je aanwijzen?” vraagt de docent. „Het deel over de schapen die verstrooid worden. De violen gaan omhoog en de bas omlaag.” „Inderdaad, het notenbeeld laat zien dat de groep uit elkaar geslagen wordt. Let ook eens op maat 11, over de opstanding. De stijgende melodielijn wordt aansluitend door het orkest herhaald, als antwoord en bevestiging.”
Na een dik kwartier praten over het notenbeeld, toonsoorten, sequensen en de interpretatie is het tijd voor de praktijk. Heidekamp staat achter de lessenaar, Van der Linden speelt piano en zingt. „Ik zou halverwege maat 4 iets meer puls geven. De inzet van de basso continuo verloopt prima, maar de strijkersinzet laat je een beetje gaan.”
Van der Linden beweegt mee met de muziek en doet soms een slag voor. Heidekamp dirigeert, zingt zelf en dirigeert, en mag soms droogzwemmen – één keer met een partituur voor haar gezicht, zodat het denkbeeldige koor haar mimiek niet kan zien.
Na drie kwartier komt recitatief 36 aan bod. Dit gedeelte begint met de vraag van de hogepriester aan de Heere Jezus of Hij de Zoon van God is. „Hoe blijkt dat deze passage een ander karakter heeft?” wil de docent weten. „Het klinkt wrang en gemeen.”
Niet alles staat vast. „Probeer je idee over ”Du sagest” eens los te laten, want deze woorden kun je op allerlei manieren zingen.” Van der Linden stimuleert om zelf na te denken: „Na het antwoord van Christus staat de hogepriester plotseling op om zijn kleding te verscheuren. Hoe sla je dit?” Even later: „Beeld het slaan met vuisten niet met grote gebaren uit, maar doe dit vooral met een felle slag en gebruik mimiek.”
Dit is deel 3 van een serie. Over twee weken deel 4.