Waardevolle gedachten van ds. W. C. Lamain
Waar mag toch de genade des ouden tijds wezen? Deze vraag, die ook de titel is van een van de twintig hoofdstukken, komt bij het lezen van ”Een handvol geitenhaar” gemakkelijk naar boven.
Het boek bevat pennenvruchten van ds. W. C. Lamain (1904-1984), een selectie uit de vele artikelen die hij schreef voor De Saambinder, het weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, die nog niet eerder in boekvorm verschenen zijn. Het gaat niet om meditaties, maar om aan het papier toevertrouwde gedachten, overdenkingen, ervaringen en beschrijvingen van ontmoetingen van een kind en knecht des Heeren die vele jaren zijn krachten mocht besteden in Gods Koninkrijk en mede daardoor veel omgang had met Gods volk in de vorige eeuw. Zeer waardevol, zeker ook voor jonge mensen.
Eerlijk stelt ds. Lamain de vragen waar het om gaat: „Is er in ons hart en leven een begin uit God? Zijn wij ooit wedergeboren, een nieuw leven deelachtig geworden, dat in de vruchten openbaar geworden is? Is er door overtuiging en ontdekking des Heiligen Geestes behoefte gekomen aan een Zaligmaker?”
Ds. Lamain had de gave om het leven te beschrijven van overtuigde zondaren „in wier hart de Heere toch Zijn werk heeft begonnen”, maar „die soms voor jaren in strijd zijn en met de vraag gekweld worden of God met hen begonnen is, of dat zij zelf zijn begonnen. Een huichelaar verzekert zichzelf, maar een arm kind des Heeren kan niet rusten, tenzij God Zelf tegen hem persoonlijk gezegd heeft: Ik ben uw heil. Ze moeten het zelf uit Gods mond horen. (…) Velen gaan in gedurige bekommering hun weg, in grote donkerheid en veel strijd ten opzichte van hun staat voor de eeuwigheid. (…) Een bemoediging is geen ontmoeting, en een vertroosting is geen oplossing, en een geopenbaarde Christus is nog geen geschonken en toegepaste Christus. (…) Het is een onbedrieglijk kenmerk van het leven Gods, gewerkt in het hart van een verloren zondaar door de Heilige Geest, dat wij nooit enige rust kunnen vinden, dan alleen in God door Christus. Dat er een uitzien is naar de verzoening met God door de voldoening van de Middelaar en de bevestiging door de Heilige Geest in ons hart.”
Kernachtige uitspraken staan er door het hele boek heen: „Het is in de genade zo geheel anders dan in de natuur. In de natuur is het: hoe meer wij krijgen, hoe hoger wij klimmen, hoe groter naam wij krijgen onder de mensen, en hoe onafhankelijker wij worden van anderen. Doch in de genade is het juist het tegenovergestelde. Hoe meer genade wij van de hemel ontvangen, hoe kleiner wij worden in onszelf. Ja, hoe armer in onszelf we zullen worden.”
De toestand van de kerk verzweeg ds. Lamain niet: „Het is onze schuld en onze zonde dat wij zo voort moeten leven onder de verberging van Gods lieflijk en vriendelijk aangezicht. En nu wordt dat nog wel eens beleden met de mond, maar och, het hart is er zover vandaan. De ware smart en droefheid erover wordt zo gemist. (…) We leven onder een donkere wolk van verberging vanwege onze zonde. Er worden zo weinig tekenen van Gods gunst gezien. (…) De Heere vernedere en verootmoedige ons. Hij mocht redenen nemen uit Zichzelf om ons als een verloren schaap terug te brengen en Zijn wonderen in onze harten te verheerlijken. Om het bloed Zijns Zoons, tot de eer Zijns Naams, door de werking des Heiligen Geestes.”
Al lezende denk je bij jezelf: Zó is het. Hartelijk stemmen we in met wat hij als een van de oorzaken noemt waarom hij steeds de pen ter hand nam: „Moeten wij Gods werk begraven? Moeten wij Gods werk verbergen voor ons nageslacht, of als er een gelegenheid is, het juist naar voren brengen? Ik denk dat het waardig is om erover te schrijven.”
Een handvol geitenhaar, ds. W.C. Lamain; uitg. Gebr. Koster, Barneveld, 2010; ISBN 978 90 5551 585 1; 282 blz.; € 19,90.