Veenbrand Arabische wereld: Botsing tussen secularisme en islam
De veenbrand die enkele maanden geleden in Tunesië begon, lijkt steeds sneller én feller om zich heen te grijpen en vormt inmiddels zelfs een serieuze uitdaging voor het Syrische regime. Iets wat tot voor kort voor een onmogelijkheid werd gehouden.
Het Westen ziet zich genoodzaakt zichzelf in een vreemde spagaat te bewegen en volksopstanden te steunen tegen regimes en presidenten die loyale westerse bondgenoten waren. Zonder dat iemand de bange vraag durft te beantwoorden wát het alternatief voor deze regimes zal zijn.
We beleven momenteel een tijd waarin heilige huisjes sneuvelen, die zorgvuldig werden opgebouwd en gekoesterd door zowel het Westen als de Arabische regimes. Lang hooggehouden dogma’s blijken nu aantoonbaar onjuist te zijn. Dat tast de fundamenten aan van de westerse politiek vis à vis het Midden-Oosten.
Het kroonjuweel van deze dogma’s was de stellige bewering, decennialang als een welhaast gewijde mantra herhaald door politici en media in west én oost, dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen de bron en belangrijkste oorzaak was van bijna alles wat mis was in de Arabische wereld. Arabische regimes van Tunesië tot Jemen maakten dankbaar gebruik van de ‘zionistische vijand’ om deze als kapstok te gebruiken waar vrijwel alle problemen van de regio aan werden opgehangen. Het conflict tussen Israël en zijn Arabische buren werd de grote bliksemafleider en het Westen liet zich zelfs overtuigen dat dit conflict de eigenlijke oorzaak was van het wereldbedreigende islamitische radicalisme.
De Arabische politieke elites, die zich bewust waren van de gevaarlijke kloof tussen volk en regime, gebruikten steevast opgewonden retoriek tegen Israël om de aandacht van de eigen interne problemen af te leiden. Het bracht volk en regime tijdelijk weer op één lijn, maar het gevolg was dat de werkelijke problemen die Arabische samenlevingen teisteren, bleven liggen en verergerden. Het was een onverantwoorde politiek waarvoor deze regimes vroeg of laat de rekening zou worden gepresenteerd.
De veroordeling van Israël was traditioneel het enige punt waarover de landen van de Arabische Liga het onderling eens konden worden tijdens hun halfjaarlijkse topontmoetingen. Ondertussen wachtten de Arabische volkeren tevergeefs op plannen of politieke besluiten, die een aanzet moesten geven om hun werkelijke problemen op te lossen. Problemen waarmee ze dagelijks werden geconfronteerd: waterschaarste, de dagelijkse urenlange uitval van elektriciteit, onbetaalbare voedsel- en woningprijzen en massawerkloosheid. In hun dagelijkse strijd om een karig bestaan waren luxeartikelen zoals democratie en politieke inspraak niet eens een item.
Hardhandig
Arabische regimes hebben lange tijd de huidige uitbarsting zien aankomen en dit gevreesde moment proberen af te kopen met subsidies en symbolische salarisverhogingen. Het Westen eiste van tijd tot tijd politieke hervormingen, maar de Arabische regimes wisten dat hun loodzware en repressieve staatsapparaten niet meer te hervormen waren. Ze konden slechts worden verwijderd en vervangen.
In Irak gebeurde dit in 2003 op hardhandige wijze door westers militair ingrijpen. De Verenigde Staten brachten in dat jaar, samen met een alliantie van westerse bondgenoten, het dictatoriale regime van Saddam Hussein ten val. De bedoeling was, althans op papier, om dit regime te vervangen door een democratie, op westerse leest geschoeid.
Acht jaar later en honderdduizenden doden verder is het een hachelijke zaak om de balans op te maken van dit Iraakse experiment met democratie. Voor het oog zijn alle ingrediënten aanwezig: vrije verkiezingen, stemhokjes en een gekozen parlement. Wat echter lijkt te ontbreken, is een noodzakelijk element voor een goed functionerende democratie. Een element dat moeilijk definieerbaar is en dat wel wordt omschreven als een ”democratische gezindheid” die aanwezig dient te zijn bij zowel kiezers als gekozenen.
Irak werd echter een democratie zonder democraten en veranderde in een kleptocratie, waar toegang tot de staatsmacht wordt gezien als de snelste weg tot verrijking en uitbreiding van de macht van de eigen groep. Irak werd hiermee een duplicaat van de Libanese democratie waar sjiieten ook slechts op sjiieten stemmen en soennieten op soennieten en waar democratie wordt geïnterpreteerd als de dictatuur van de meerderheid. Waar politici nooit het stadium bereikten dat men gezamenlijk discussieert over de vraag hóé we de staat willen inrichten. Omdat men nooit consensus kon bereiken over een veel fundamentelere vraag die luidt: wát voor een staat willen we eigenlijk?
Dit maakt de huidige onrust in de Arabische wereld zo gevaarlijk en de uitkomst ervan zo onvoorspelbaar. In de islamitische wereld is feitelijk nooit het probleem opgelost van de positie van religie in staat en samenleving. In vrijwel alle Arabische landen namen seculiere nationalisten na de onafhankelijkheid de macht over en maakten hiermee een einde aan iedere discussie over de plaats van de islam binnen Arabische samenlevingen. Er ontwikkelden zich maatschappijen die een piramidestructuur hadden en waar ideologische standpunten van bovenaf werden afgedwongen.
Onbegrip
Een van deze standpunten was ”secularisme”, oftewel de scheiding van godsdienst en staat, wat in brede lagen van de Arabische samenlevingen op onbegrip en zelfs wrok stuitte. Dit schiep een situatie waarin de islam zich kon ontwikkelen tot dé oppositiekracht tegen autoritaire en corrupte regimes.
De huidige volksopstanden in de Arabische wereld lijken de regio terug te voeren naar de periode van vlak voor de onafhankelijkheid, toen de vraag speelde wat voor een soort staat men eigenlijk wenste ná de onafhankelijkheid. De fundamentele verschillen in visie hierover worden goed geïllustreerd door de situatie in de Palestijnse gebieden, waar de seculiere Fatah en de islamitische Hamas onverzoenlijk tegenover elkaar staan. De verschillen zijn onoverbrugbaar omdat ze niet de inrichting maar de aard van de toekomstige Palestijnse staat betreffen. De seculiere Fatah spreekt steeds over een „Palestijnse republiek” terwijl Hamas een „islamitisch emiraat Palestina” voor ogen staat.
In westerse hoofdsteden en media worden de opstanden in de Arabische wereld vooral gezien als bewegingen die om meer democratie vragen. In deze context is het interessant dat er in Arabische kranten artikelen zijn verschenen waarin erop wordt gewezen dat de demonstranten wél democratie maar geen secularisme willen. Ze eisen een nieuwe politieke orde waarin ook islamisten mogen plaatsnemen op het regeringspluche. Omdat democratie de uitdrukking van de volkswil betekent en het volk wil de islam een plaats geven in deze nieuwe politieke orde.
Hier botsen de denkwerelden van oost en west frontaal op elkaar. In het westerse politieke denken zijn democratie en secularisme twee zijden van dezelfde medaille waarbij secularisme bijna wordt gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor werkelijke democratie. In de Arabische wereld waren het echter net de ondemocratische autoritaire regimes, die nu onder vuur liggen, die garant stonden voor een seculiere staat.
Met het verdwijnen van deze regimes zal waarschijnlijk ook het secularisme verdwijnen, dat door grote delen van de Arabische volkeren wordt afgewezen als zijnde in strijd met de islam. Wellicht dat dan binnen de Arabische samenlevingen zelf het noodzakelijke debat kan beginnen over de islam en de positie van de islam binnen samenleving en politiek. Het zal een debat worden dat meer dan een halve eeuw werd uitgesteld.