Moerdijkspruitjes, dioxine-eieren en zeefmuggen
„Mag ik een kilo Moerdijkse spruitjes?” vraagt de aardige meneer aan de groenteboer. Deze vraagt zeer eigentijds of hij mag weten wat hij ermee gaat doen. „Kerstboomverlichting voor volgend jaar”, zegt de man.
Zo begon Youp van ’t Hek vorige week zijn column in NRC Handelsblad. Ik heb niks met Youp, eerder wat tegen hem – maar ik kan niet ontkennen dat hij goed schrijft. Op sommige gaven van seculiere mensen kun je jaloers zijn.
Een column is zo’n eilandje in een krant of tijdschrift waar auteurs gerust wat mogen overdrijven en waar spruitjesgrapjes toegestaan zijn. Maar elders moeten journalisten hun best doen zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. Dat valt bij zo’n ramp als die in Moerdijk niet mee.
Neem nu dat bericht over kankerverwekkende stoffen. Twee dagen na de brand meldde het waterschap Brabantse Delta dat in de watergangen rond het industrieterrein bluswater was gestroomd met stoffen als xyleen, naftaleen en tolueen. De meeste media wisten meteen te vermelden dat deze verbindingen kankerverwekkend zijn. Nu klopt dat wel voor naftaleen maar voor tolueen en xyleen is dat minder duidelijk. Maar kankerverwekkend of niet: ze horen niet thuis in een sloot.
Toch maakten media er een potje van. Zo meldde Powned.tv al snel dat „de kankerverwekkende cellen zijn vrijgekomen bij de brand van eergisteren.” Cellen? Deed Chemie-Pack soms medisch onderzoek naar kanker en dobberden er in de Moerdijkse sloten stukjes griezelig weefsel waar je afschuwelijke tumoren van kunt oplopen?
Een paar dagen later volgde opnieuw een vaag bericht. Intussen was de lijst van stoffen vrijgegeven die op het moment van de brand opgeslagen waren. „Helft stoffen in Moerdijk kankerverwekkend”, kopten de kranten. De Amsterdamse toxicoloog De Boer had de lijst doorgespit en kwam tot de conclusie dat meer dan de helft van de stoffen kankerverwekkend is. De helft? Waarom vroegen de journalisten niet even verder? Op de lijst staan ook een lasapparaat en 12.000 paar huishoudhandschoenen, maar die tellen vast niet mee. Ook dan maakt het nogal uit om welke hoeveelheid van de stoffen het gaat. Op het terrein stonden vaten met tienduizenden liters tolueen en xyleen, maar van het verdachte methylethylketon was maar 165 kilo aanwezig.
Bovendien is het veel belangrijker waar de omwonenden uiteindelijk aan blootgesteld worden. Niemand drinkt bluswater uit de sloot. Maar is de helft van de gaswolk of van het roet dan kankerverwekkend? En hoe kankerverwekkend dan? Zulke vragen bleven onbeantwoord.
Koppen bij dit soort nieuwsberichten zaaien onmiddellijk grote onrust, terwijl er ook wat te relativeren valt. In het huisblad van zijn universiteit, Ad Valvas, werd De Boer uitgebreider bevraagd en dat leidde dan ook tot een heel andere kop: „Kankerverwekkende stoffen krijg je ook van de open haard.” Zo. Of van de barbecue. Van de sigaret. Of van dieseluitlaatgassen.
Zo komen de kankerverwekkende stoffen ineens dichterbij. Deze column is niet bedoeld om de indruk te wekken dat het allemaal meevalt met die brand. Wel om aan te geven hoe selectief de aandacht en de verontwaardiging kan zijn. Over een zeer lokale piek in de loodneerslag in de Mariapolder, die de volgende dag alweer verdwenen was, ontstond veel deining. Maar over de regen aan zware metalen die in elke nieuwjaarsnacht op Nederland neerdaalt, haalt de politiek haar schouders op.
Iets dergelijks gebeurde bij het Duitse dioxineschandaal waardoor bijna 5000 pluimvee- en varkenshouderijen tijdelijk op slot gingen. Het is overduidelijk dat dioxines gevaarlijk zijn en niet thuishoren in veevoer. Maar deze stoffen komen ook vrij bij bosbranden, de open haard en crematoria. In het ergste geval is de schade bij het eten van twee sterk verontreinigde eieren te vergelijken met de dioxine die een roker binnenkrijgt bij twintig sigaretten per dag. Niet verstandig natuurlijk, maar ook geen reden tot grote paniek.
Wat bij zulke kwesties in werkelijkheid speelt, is de blikvernauwing die veel mensen spontaan bekruipt zodra het over hun gezondheid gaat. Zoals vaker blijkt internet een gaarkeuken voor die onrust. Op verjaardagen, met bier en sigaret in de hand, klinken dramatische verhalen over het risico van het opwarmen van melk in de magnetron, terwijl men de échte gevaren over het hoofd ziet.
De moraal van het verhaal is dat mensen hun gebrek aan nuchterheid vaak compenseren met eenzijdigheid. Dat verschijnsel beperkt zich niet tot giftige stoffen. In de rechtspraak heet het tunnelvisie, politici doen het af als geneuzel in de marge, elders spreekt men over selectieve verontwaardiging. De Bijbel heeft er een scherpe uitdrukking voor: als het gaat om Farizeeën en Schriftgeleerden beschuldigt Jezus hen ervan dat ze de muggen uit hun maaltijd zeven maar gerust een kameel doorzwelgen. Ze droegen nauwkeurig hun tienden af van de munt, dille en komijn, maar vergaten het belangrijkste van de wet. Zulke eenzijdigheid kan niet anders dan grote schade veroorzaken. „Deze dingen moest men doen en de andere niet nalaten.”
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl