Statenverkiezingen in teken strijd om macht in Senaat
Afschaffen, die Eerste Kamer, vinden GroenLinks-Kamerlid Grashoff en zijn SP-collega Van Raak. Toch zullen hun partijen de komende maanden volop campagne gaan voeren voor de Provinciale Statenverkiezingen. „Het is belangrijk dat er een signaal van de kiezers komt dat dit kabinet niet op steun kan rekenen.”

Politiek Den Haag kijkt dit voorjaar met meer dan gemiddelde belangstelling uit naar de Statenverkiezingen in maart. De Statenleden kiezen immers op hun beurt weer de senatoren. De coalitiepartijen VVD en CDA en gedoogpartij PVV zijn erop gebrand een meerderheid te halen in de Eerste Kamer. De oppositie daarentegen zal er alles aan doen om dat te voorkomen, zodat ze vanuit de Senaat het centrumrechtse kabinet de voet dwars kan zetten.
„We zullen in de komende campagne nadrukkelijk onder de aandacht brengen dat de Statenverkiezingen niet alleen gaan over de Provinciale Staten, maar ook om de Senaat”, stelt Grashoff. „Het spel zal worden gespeeld. Het is belangrijk dat er een signaal van de kiezers komt dat dit minderheidskabinet niet op voldoende draagvlak in de samenleving kan rekenen.”
Zijn strijdvaardigheid is opvallend omdat GroenLinks eigenlijk van de Eerste Kamer af wil. „De beide Kamers van de Staten-Generaal doen nu eigenlijk veel hetzelfde werk”, vindt Grashoff. „Dat is inefficiënt, en onwenselijk in een tijd waarin de overheid moet afslanken.”
Ook de SP streeft naar afschaffing van de Senaat. SP-Kamerlid Van Raak, ex-senator, vindt de Eerste Kamer tegelijkertijd „te machtig én te onmachtig.” De Kamer kan in theorie wetten geheel afkeuren, maar in de praktijk doet hij dat volgens Van Raak nooit. Op enkele bijzondere uitzonderingen na dan, zoals de verwerping in 2005 van het wetsvoorstel voor een gekozen burgemeester.
Overkant
Gewezen senator en ex-Tweede Kamerlid prof. mr. Jurgens (PvdA) betoogt daarentegen dat de Eerste Kamer moet blijven bestaan. „De roep om de Senaat af te schaffen, komt vaak voort uit ergernis bij Tweede Kamerleden over kritiek op hun werk vanuit de overkant, zoals we dat in Den Haag dan zeggen. Als Tweede Kamerlid heb ik meermaals meegemaakt dat er niet bepaald begripvol werd gereageerd op terechte opmerkingen vanuit de Senaat.”
De gebrekkige kwaliteit van het werk van de Tweede Kamer maakt de Eerste Kamer, hoewel „niet ideaal”, volgens Jurgens toch „noodzakelijk.” „Er komen in de Senaat bijvoorbeeld wetten langs waarin artikelen verwijzen naar andere artikelen die helemaal niet blijken te bestaan. De gehaastheid in de Tweede Kamer is vaak groot. En wetten zijn veelal het resultaat van politieke compromissen. Daarnaast speelt mee dat het kabinet regelmatig adviezen van de Raad van State over wetten naast zich neerlegt. Wij pakken die er dan nog eens bij.”
Dat laatste bevestigt SP’er Van Raak. Ook erkent hij dat de Tweede Kamer soms „broddelwerk” aflevert. „Neem nu het nieuwe Statuut voor het Koninkrijk. Dat is voor juridische opleidingen een schoolvoorbeeld van hoe het beslist niet moet.” Een controlerende instantie blijft daarom wat hem betreft wel nodig. „Maak de Eerste Kamer overbodig door binnen de Tweede Kamer een instituut te scheppen dat wetten specifiek beoordeelt op hun juridische kwaliteit en uitvoerbaarheid”, suggereert hij. „Zoiets bestaat bijvoorbeeld ook in Noorwegen.”
Standaardreflex
Grashoff noemt de kritiek vanuit de Eerste Kamer op de kwaliteit van het werk van de Tweede Kamer smalend „de standaardreflex van senatoren.” Omdat de Senaat geen wetten kan wijzigen, kan hij er ook niet veel aan verbeteren, meent hij. „Het is een redelijk inefficiënt orgaan.”
Zowel Jurgens als Van Raak vindt dat de gereedschapskist van de Eerste Kamer moet veranderen. Ze pleiten ervoor de Senaat een terugzendrecht te geven. Tot tweemaal toe zou de Eerste Kamer dan een wetsvoorstel terug kunnen sturen naar de Tweede Kamer, die de wet dan aanpast of in laatste instantie toch weer aanneemt. Zo is het in Groot-Brittannië ook geregeld.
Naast verwerving van het terugzendrecht zou de Eerste Kamer wat Jurgens betreft ook op een „iets zinniger manier” moet worden gekozen. „Rechtstreeks, bijvoorbeeld tegelijkertijd met de Provinciale Statenverkiezingen.”
Hoewel de Senaat niet zoals de Tweede Kamer door burgers, maar door Statenleden wordt verkozen, blijkt hij in de praktijk toch ook een politiek orgaan te zijn. Logisch, meent Van Raak. „Als politiek hebben we de mogelijkheid dat de Eerste Kamer politiseert zelf gecreëerd. Als er een royaal meerderheidskabinet is, steunt de Senaat vaak onvoorwaardelijk de regering. Dat is eigenlijk ook al een vorm van politisering. En als er een minderheidskabinet is, zal de oppositie in de Eerste Kamer gebruikmaken van haar macht. Dat kun je die oppositie niet verwijten.”
Politiek signaal
Zeker na de komende verkiezingen zal dat het geval zijn, verwacht Jurgens. „De campagne zal in belangrijke mate over de landelijke politiek gaan. Als de verkiezingsuitslag zodanig uitvalt dat het kabinet in de Senaat geen meerderheid krijgt, is dat een politiek signaal van de eerste orde. De Eerste Kamer moet daar dan wel rekening mee houden. Door bijvoorbeeld vaker correcties aan te brengen op voorstellen vanuit het kabinet. Hij heeft dan immers een uitdrukkelijk mandaat gekregen van de kiezers.”
De Eerste Kamer moet dan wat hem betreft niet als eerste aansturen op de val van het kabinet. „Als dat aan de orde is, moet zoiets in de Tweede Kamer plaatsvinden.”
Net als Jurgens schat ook Van Raak in dat de Provinciale Statenverkiezingen „hoe dan ook over de regering en het regeringsbeleid gaan.” De negatieve gevolgen van dat beleid worden volgens hem weliswaar nog weinig ondervonden, „maar wel zien velen al in dat dit kabinet Nederland in tweeën splitst: de armen moeten het bezuren, de rijken lopen fluitend weg.”
Optimistisch
Zelfs als partijen zoals GroenLinks en SP een stevige positie weten te verwerven in de Eerste Kamer, zal afschaffing van dat instituut er niet van komen. Jurgens: „Er is een tweederdemeerderheid nodig om de Grondwet op dat punt te wijzigen. Die wordt niet gehaald.”
Van Raak blijft optimistisch. „Als de rechtse partijen samen een meerderheid halen, blijft alles zoals het was. Maar als hun dat niet lukt en ze krijgen te maken met een onwillige Eerste Kamer, zullen ze wellicht snel om zijn en ons pleidooi voor een andere taakomschrijving van de Senaat steunen.”
Hun wens om de Senaat af te schaffen, zal GroenLinks en SP er in elk geval niet van weerhouden om de komende maanden volop campagne te gaan voeren. „De Eerste Kamer bestaat nu eenmaal”, licht Grashoff toe, „en dan wil je er ook zo sterk mogelijk in zijn vertegenwoordigd.”
„Logisch en begrijpelijk” noemt PvdA’er Jurgens de inzet van GroenLinks en SP. „Als je van de Eerste Kamer af wilt, moet je er wel zelf in zitten om dat te kunnen regelen.”
Rommelen, ritselen en rekenen
Een beetje gek was het wel, de manier waarop partijen jarenlang de leden van de Eerste Kamer kozen. Het systeem van getrapte verkiezingen –burgers kiezen eerst de leden van de Provinciale Staten, de Statenleden kiezen daarna de leden van de Eerste Kamer–, bood ruimte aan allerlei vormen van manipulatie. Leuk: met behulp van zakjapanner of spreadsheet een extra zeteltje scoren.
Kiesrechtdeskundige Hylke ten Cate schudt de voorbeelden uit zijn mouw. „Partijen mochten, nádat de uitslag van de Statenverkiezingen bekend was gemaakt, lijstverbindingen aangaan. Zo konden ze die uitslag zo veel mogelijk naar hun hand zetten. Bij de vorige Senaatsverkiezing gingen bijvoorbeeld GroenLinks en de PvdD samen achter de pc zitten om even te berekenen of een lijstverbinding hun voordeel op zou leveren. Dat bleek het geval: op die wijze konden ze een zeteltje van de SP afpakken. Alleen bleek de PvdD nóg wat slimmer dan GroenLinks. Zij wist Statenlid Tinus Snyders van Mooi Utrecht over te halen op hen te stemmen, zodat de erbij gewonnen zetel niet, zoals gepland, naar GroenLinks ging maar naar de PvdD.”
Curieus was verder dat de Provinciale Staten niet altijd op een gelijk moment stemden. „Zo zinde het in 1999 de PvdA’ers in Noord-Holland niet dat hun partijgenoten in Gelderland –waar men ’s ochtends stemde– een voorkeurstem uitbrachten op een Gelderse kandidaat. Daardoor viel de favoriet van Noord-Holland, Jurgens, buiten de boot. Best, dacht men in Noord-Holland, dan stemmen wij vanmiddag toch gewoon op Jurgens? En daarvan was dan weer een Zuid-Hollandse kandidaat het slachtoffer.”
Ook de lage voorkeursdrempel leidde soms tot vreemde taferelen. Ten Cate verwijst naar 2007. „De steun van twee Zuid-Hollandse Statenleden was genoeg om iemand die laag op de lijst van de Eerste Kamer was geplaatst, toch in de Senaat te krijgen. De SP’er Yildirim heeft van die kennis handig gebruikgemaakt. Hij stond op plaats 19, maar kreeg vijf Overijsselse Statenleden en één Drent zo ver om op hem te stemmen. En hij kwam, tot woede van zijn eigen partij, in de Senaat.”
Dit soort praktijken hebben regering en parlement proberen in te tomen. In een eind vorig jaar aanvaard wetsvoorstel is de kiesdrempel met de helft verhoogd, is vastgelegd dat alle Provinciale Staten op hetzelfde tijdstip moeten stemmen en zijn horizontale lijstverbindingen bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer verboden.
Einde van alle gerommel, geritsel en gereken? Nee, zegt Ten Cate. „Zolang we de Eerste Kamer getrapt kiezen, kunnen politieke partijen blijven manipuleren en calculeren. Het is bijvoorbeeld nog steeds mogelijk dat partijen, na de Statenverkiezingen, hun kieslijsten voor de Eerste Kamer ineenschuiven. Dat zou in elk geval mijn tip aan ChristenUnie en SGP zijn. Uitkomen met één lijst maakt de kans dat zij, ten koste van een andere partij, een restzetel in de wacht slepen, een stuk groter.
En wat ook nog steeds kan: op 2 maart zou, bijvoorbeeld, kunnen blijken dat de SGP ruim één Senaatszetel krijgt en de ChristenUnie ruim vier. De SGP kan dan aan bijvoorbeeld het Noord-Brabantse CU-Statenlid vragen: „Stem jij alsjeblieft op ons? Jullie verliezen daardoor geen Eerste Kamerzetel, maar wij winnen er wél eentje bij.””