Buitenland

Chileense mijnwerker: Gods Geest was in de mijn

José Henriquez zat samen met 32 collega’s zeventig dagen vast in de San Josémijn in het noorden van Chili. Hij twijfelde er geen moment aan dat God voor een uitweg zou zorgen. Zevenhonderd meter onder de grond leidde hij gebedsdiensten en Bijbelstudies. „Ik dank God dat Hij me de kans heeft gegeven Zijn woord te prediken.”

Rob van Gemert
18 December 2010 08:26Gewijzigd op 14 November 2020 12:57
José Henriquez steekt zijn duim op nadat hij op 13 oktober als 24e kompel uit de Chileense San Josémijn is gered. Foto EPA
José Henriquez steekt zijn duim op nadat hij op 13 oktober als 24e kompel uit de Chileense San Josémijn is gered. Foto EPA

Op donderdag 5 augustus, iets voor twee uur ’s middags, worden de arbeiders van de San Josémijn opgeschrikt door een oorverdovend lawaai. De berg waarin ze aan het werk zijn begint te schudden. Het regent aarde en stenen. Als het gerommel is opgehouden, ziet José Henriquez dat de plek waar hij die ochtend heeft gewerkt bedolven is onder de rotsen. „Op dat moment was God al begonnen me te redden.”

De 54-jarige Henriquez, actief lid van een evangelicale kerkelijke gemeente, is zijn hele leven mijnwerker geweest. Begin dit jaar accepteert hij een baan in de San Josémijn, 50 kilometer van het stadje Copiapo in de Atacamawoestijn. De mijn staat bekend als bijzonder onveilig. Henriquez is op de hoogte van die reputatie. „Maar een mijnwerker van mijn leeftijd heeft niet veel keuze. Bij mijn vorige werkgever moest ik vertrekken omdat ik een te hoge bloeddruk had.”

De instorting op 5 augustus kost op wonderbaarlijke wijze niemand het leven. Geen enkele mijnwerker raakt zelfs maar gewond. In de uren na de instorting hangt de lucht in de mijngangen vol stof. De berg blijft zich nog dagen roeren. De 33 mannen die beneden aan het werk waren, begeven zich in een voertuig omhoog om vast te stellen wat er is gebeurd. Ze constateren dat de tunnel naar boven volledig is ingestort.

De mijnwerkers reageren heel verschillend op het besef dat ze 700 meter onder de grond vastzitten. „Sommigen werden boos op God”, herinnert Henriquez zich, tijdens ons gesprek in de Chileense hoofdstad Chili, vorige week. „Waarom heeft hij ons niet meteen gedood? zeiden ze. Ik zei hun dat ze dat niet konden zeggen, zeker niet in het bijzijn van de jongsten van de groep. Het enige wat we konden doen was naar de schuilplaats gaan en God om hulp vragen.”

Zelf blijft Henriquez kalm. Zijn geloof in God geeft hem innerlijke rust. „Hij verhoort de gebeden van allen die geloven. Daarvoor zal Hij welk middel dan ook zoeken.” Het is niet de eerste keer dat hij in levensgevaar verkeert. Hij heeft in verschillende mijnen rotsexplosies meegemaakt. In 1986 overleefde hij een modderlawine in de bergen waarbij de helft van zijn ploeg omkwam. En in februari van dit jaar was hij in zijn woonplaats Talca, 1000 kilometer naar het zuiden, toen die stad werd getroffen door een aardbeving van 8,8 op de schaal van Richter. De stad lag in puin, maar zijn huis raakte nauwelijks beschadigd.

De eerste zeventien dagen, waarin de mannen geen contact met de buitenwereld hebben, zijn de zwaarste, vertelt Henriquez. „We hadden voor drie of vier dagen te eten. We probeerden zo lang mogelijk te doen met de voedingsmiddelen die we hadden. Eerst kreeg iedereen elke 24 uur een half theelepeltje tonijn. Dat werd 48 uur, later zelfs 72 uur. Water hadden we wel voldoende. Beneden waren tanks met 11.000 liter industrieel water. We kookten het voordat we het dronken. Soms deden we er tonijn bij, om een soort bouillon te maken.” De mannen lijden erg onder de hitte in de mijn. De temperatuur ligt er voortdurend boven de 30 graden. „Gelukkig hadden we water om ons mee te verfrissen.”

In die omstandigheden komen de kompels bij elkaar om te bidden. „Onze enige hoop was God. De anderen wisten dat ik christen ben. Ze vroegen mij het gebed te leiden. Elke dag kwamen we twee keer bij elkaar. Om twaalf uur baden en zongen we en predikte ik het Evangelie. Om zes uur ’s avonds hielden we een gemeenschappelijk gebed. Zo’n 25 mannen woonden de bijeenkomsten tot de dag van onze redding toe bij. Er waren ook enkelen die dachten dat zij de situatie alleen, zonder de hulp van de Heere, aankonden. Maar de mens kan niets doen zonder God. Het resultaat is wat dat betreft overduidelijk.”

De overgrote meerderheid van zijn collega’s is rooms-katholiek. Dat leverde volgens Henriquez geen grote problemen op. „We hadden een gemeenschappelijk doel: we baden dat God een uitweg zou openen. We kwamen bij elkaar zonder onderscheid te maken naar geloof.” Hij maakt zijn collega’s vanaf het begin duidelijk dat heiligenverering niet bij zijn interpretatie van het geloof hoort. „Ik zei hun dat er slechts één Middelaar is tussen de mens en God, dat is Jezus Christus.”

Toch steekt het rooms-katholicisme de kop op. Sommigen bidden tot San Lorenzo, de patroonheilige van de mijnwerkers. Als de mannen contact met de buitenwereld krijgen, sturen hun familieleden rozenkransen en afbeeldingen van Maria naar beneden. „Ik vertelde mijn kameraden dat ze zich daarin vergisten. Meer kon ik niet doen. Het was een kwestie tussen hen en God.”

Steeds houdt Henriquez hoop dat God een uitweg zal creëren. „Voordat de eerste boormachine ons bereikte wist ik al dat we de mijn zouden verlaten. God had me dat laten zien. Ik voelde Zijn aanwezigheid in mijn hart.” Naar eigen zeggen kende hij geen enkel moment van twijfel. „Als ik in een levende God geloof maar tegelijkertijd twijfel koester, dan kan ik net zo goed helemaal niet geloven.”

Naarmate de dagen verstrijken verliest de buitenwereld de hoop dat de mijnwerkers levend worden gevonden. Ingenieurs proberen een schacht naar de mannen te boren. De vooruitzichten zijn somber. De kaarten van de mijn kloppen van geen kant. De machines zijn hopeloos onnauwkeurig, zeker op een afstand van 700 meter. De 33 kompels beneden horen de boren langs hen heen gaan zonder op de tunnels te stuiten waar zij zich bevinden. Tot dag zeventien. Dan wijkt een van de boren af van zijn lijn en maakt contact met de kompels. De ingenieurs kunnen niet verklaren hoe dat gebeurde.

Nadat er contact is gemaakt met de buitenwereld krijgt Henriquez het druk. Hij draait diensten van acht uur om capsules die van boven worden neergelaten met voedsel, schoon drinkwater, medicijnen en brieven te verwerken. Hij bereidt de gebeden en de preken die hij houdt voor. Als door de schacht met een doorsnede van 10 centimeter 33 miniatuurbijbels naar beneden zijn gestuurd, organiseert hij Bijbelstudies.

De gelijkenis van de zaaier en de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus zijn teksten die Henriquez met bijzondere aandacht doorneemt met zijn collega’s. „Dat zijn belangrijke lessen. Ze spreken over het geloof, over het wel en niet geloven.” Ook behandelt hij het verhaal van Jona in de walvis. „Zijn situatie was vergelijkbaar met die van ons. De les van het verhaal is dat er geen plek in de wereld is waar Gods Geest niet is.”

Henriquez ziet zijn collega’s tijdens hun opsluiting veranderen. Hij noemt een voorbeeld. „Vijf van hen leefden samen met hun partner zonder te zijn getrouwd. Nu hebben ze besloten in het huwelijk te treden. Dat komt door de prediking van het Woord.” Drie dagen voor de redding vraagt Henriquez een dominee van buiten de mijn via een videoverbinding hem en zijn collega’s toe te spreken. „Hij ging voor in gebed. Tweeëntwintig mannen hebben op dat moment Jezus Christus aanvaard.”

Zeventig dagen na de instorting komt er een einde aan hun opsluiting. In een stalen capsule worden de mannen een voor een opgehesen door een nauwe, 620 meter lange reddingsschacht. Als de mijnwerkers bovengronds komen valt goed te zien hoe belangrijk het christelijk geloof voor hen is geweest. Velen van hen dragen over hun beschermende overall een T-shirt met daarop de woorden ”Gracias Senor” (Dank U Heere). Achterop staat een vers uit Psalm 95:4: „In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne.” Ook Henriquez draagt zo’n T-shirt. Hij wordt als 24e opgehesen. Bij bovenkomst omhelst hij zijn vrouw Hettiz Berrios.

Terugblikkend op zijn tijd in de mijn verklaart Henriquez dat de rol van het christelijke geloof cruciaal was. „Het zorgde ervoor dat de vrede bewaard bleef en de hoop levend.” Met afkeuring ziet hij dat hij en zijn collega’s tot helden zijn gebombardeerd en dat de Chileense regering het succes van de redding claimt. „Er is hier slechts één Hoofdrolspeler, en dat is Jezus Christus. Wat in de San Josémijn is gebeurd, was een wonder.” Daar heeft hij zichtbare tekenen van gezien. „We zegenden het voedsel, opdat het zich zou vermenigvuldigen. En zie: nadat de boormachine ons had bereikt, raakte de voedselkist nooit leeg.”

Henriquez gaat nu door het leven als ”spiritueel leider van de 33”. „Journalisten hebben me die naam gegeven. Ik ben maar een eenvoudige arbeider. Ik dank God dat Hij me de kans heeft gegeven om Zijn woord te prediken, om licht te geven aan de anderen. Zij hebben me bedankt voor mijn rol en erkend dat hetgeen we beneden deden, relevant was. Zij zelf zijn de beste getuigenis.”

Twee maanden na de redding is Henriquez helemaal hersteld van zijn lange verblijf onder de grond. „De psychologen zeggen dat ik er het beste van de groep aan toe ben.” Hij zegt niet te zijn veranderd door zijn tijd in de mijn. „Ik heb Jezus Christus 25 jaar geleden aangenomen. Deze gebeurtenis heeft mijn geloof doen toenemen. Ik ben dankbaar dat ik de waarheid kan vertellen over dat wat God heeft gedaan.”

Hij zit nog wel in de ziektewet en ontvangt een uitkering. Die wordt binnenkort stopgezet. Wat hij dan gaat doen, weet hij nog niet. „Dat is een onderwerp dat ik met mijn echtgenote en twee dochters moet bespreken. Ik heb er geen probleem mee om weer in een mijn aan de slag te gaan, maar mijn gezin heeft al voldoende voor mij geleden. Misschien ga ik voor de Heere werken.”

De ”33 van San José” worden bedolven onder de aanbiedingen. Sommigen verdienen daar veel geld mee. Henriquez gaat op lang niet alle uitnodigingen in. „Ik ga niet naar voetbalclub Manchester United en ook niet naar Disneyland. Mij interesseren alleen de uitnodigingen die met het geloof te maken hebben. Wat het geestelijke betreft, ben ik in orde. Al het materiële komt daarna. Maar de meeste mensen denken andersom.”

Zelfs als hij alleen ingaat op uitnodigingen van christelijke organisaties zonder winstoogmerk, moet hij vaak nee zeggen, simpelweg omdat hij al een andere afspraak heeft. Binnenkort gaat hij naar Engeland. Hij heeft ook aanbiedingen gekregen uit de Verenigde Staten om daar te prediken. „De boodschap van dit verhaal is dat de mensen in God gaan geloven. Hij heeft de macht om te genezen, om de mens te veranderen en om het leven te herstellen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer