In het rijk van de vogels
1. Klas T3C in Wiehe
Klas T3C is in Wiehe in het oostelijk deel van Duitsland. De werkweek staat in het teken van Luther.
In Wiehe staat de grootste modelspoorbaan van Europa.
„Is dit leuk?”, vragen sommige leerlingen als ze uit de bus stappen.De opdracht is om historische gebouwen te spotten in het miniatuurlandschap.Drie leerlingen zijn druk bezig de vragen te maken.
„Daar heb je de Wartburg, waar Luther gevangen zat”, zegt Hannah tegen Linda. „Zat Luther opgesloten in een auto ? „vraagt David grijnzend. „Nee, joh, dat is dat kasteel daar”.
„Komt goed uit” zegt David, „voor meneer de Vries moeten wij een werkstuk maken over 500 jaar Reformatie. Nu weet ik het, ik ga uitzoeken wat Luther daar allemaal beleefde.”
„Zullen we het dan maar samen doen?”
De meiden vragen het op hetzelfde moment en barsten in lachen uit.
2. Op een dag in mei
Vlakbij Eisenach ligt het kasteel de Wartburg op vierhonderd meter hoogte. Van welke kant je ook komt, je ziet de burcht al vanuit de verte. Tweemaal per dag kom ik hier langs met mijn ezeltje. Als het lange tijd droog geweest is, breng ik vers drinkwater naar boven.
- Het is voorjaar. Ik ruik de meidoorns. Hoor je al die vogels?
Een grote stoet met wagens en paarden, ruiters en voetvolk trekt het kasteel binnen. Wapperende vaandels met zwart en geel. Ik wacht zolang maar even, die soldaten gaan niet voor mij aan de kant. Woont hier een koning? Ik heb hem nog nooit gezien.
Het enige wat mij opvalt is een in het zwart geklede monnik, die in één van de karren zit.
Meer dan een jaar later hoor ik wie ik die morgen in mei gezien heb: Maarten Luther, de beroemde doctor uit Wittenberg.
3. Hans en Els
Die man daar is aardig en houdt vast van kinderen. Volgens pappa, die hier smid is, heet hij jonker George. Hij logeert in het huis van de landvoogd. Kijk, ik doe steeds water in mijn fluitje, dan is het net een vogeltje, als ik erop blaas. Mijn broertje Hans heeft een leuk trompetje van hout, maar hij kan er geen geluid uitkrijgen.
Die man voelt zich hier helemaal niet thuis, hier in het rijk van de vogels. Een kind ziet dat niet. Je weet dan nog niet dat je misschien wel ontvoerd kunt worden, dat je ergens moet onderduiken.
Ik mis mijn boeken, ik heb alleen de Hebreeuwse bijbel en het Nieuwe Testament in het Grieks bij me. Ik heb een groot verlangen om de bijbel te vertalen in de volkstaal. „Men moet de moeder in huis, de kinderen op straat, de gewone man op de markt aanspreken, naar hun mond zien, hoe zij spreken en het zo vertalen; dan begrijpen zij het en ze merken dat je Duits met hen spreekt.”
4. Hans Luder kan niet slapen
Lieve Martin,
Je moeder en ik hebben al enige tijd niets meer van je gehoord. We kunnen er bijna niet van slapen. Ik weet wel dat je bij de keurvorst Frederik in goede handen bent, maar je moeder is bijgelovig en denkt dat de duivel je voorgoed te pakken heeft. De paus heeft de banvloek uitgesproken: niemand mag je nog thuis ontvangen.
Onder die boom daar heb je veel gespeeld met de andere kinderen. Ik denk aan het schooltje hier vlakbij: wat was je boos, dat de meester je vijftien slagen had gegeven, omdat je iets nog niet wist.
Nu je professor bent, heb ik veel vertrouwen in je gekregen, je durfde het wel op te nemen tegen al die hoge en geleerde heren daar in Worms. Wat kan één monnik beginnen tegen heel de kerk?
Ik hoor een nachtegaal hier vlakbij. Laat ik nu toch maar naar bed gaan. Morgen ga ik mee in de kopermijn. Je moeder mag het niet weten. O, ze slaapt al.
5. Een geheim bezoek aan de stad Wittenberg
Een edelman en zijn page ontmoeten in een herberg twee studenten die op weg zijn naar Wittenberg, om Luther te spreken. De herbergier kan zich bijna niet goed houden, als hij de gesprekken in de gelagkamer aanhoort; ze moesten eens weten, wie ze tegenover zich hebben!
In december van het jaar 1521 brengt Luther een geheim bezoek aan Wittenberg. Eindelijk er tussenuit! Enkele dagen brengt hij door bij zijn goede vriend Melanchton. Melanchton is leraar grieks en woont in een prachtig huis. Hij stimuleert Luther om de bijbel te vertalen in gewoon Duits, in de volkstaal.
In de kamer van Melanchton bespreken de twee vrienden de situatie in de stad. Monniken en nonnen verlaten massaal de kloosters. Ze mogen nu trouwen. Maar je hebt altijd van die doordrijvers, die dwingen en haast willen maken. Daar is Luther niet voor. „De duivel heeft het maar al te graag, die onrust, maar zo raken de mensen hun vrijheid ook zo maar weer kwijt.”
6. Tafelgesprekken
In de keuken van de voogdij, het huis van de landsheer op de Wartburg is het altijd lekker warm. Luther kan goed overweg met Ulmi, de knecht die het brood bakt. Stevige broodkloeten, vlechtbroden, gebak, niemand kan zo lekker bakken als Ulmi. Je kunt wel zien dat hij anders is, maar wat een vrolijke gast is hij. „Gott ist gut”, zegt hij de hele dag.
Luther kijkt zijn ogen uit. Hier worden luxe gerechten klaargemaakt: kalfs- en lamsvlees, reebout en everzwijn, zwanen en pauwen, patrijzen , duiven en ook vis. Maar het is niet altijd feest: op de meeste dagen eet men pap: een dikke soep met brood en groenten. Een pul met dun lauw bier erbij en dat twee keer per dag.
In de keuken van het ”zwarte klooster” in Wittenberg, Luthers woonhuis, is het altijd lekker warm. Aan tafel, vlak naast Luther, zit Johannes Goudsmid .Hij studeert in Wittenberg en logeert in het grote huis van de familie Luther. Het is er gezellig met al die studenten en gasten in huis en al die kinderen. Naast Luthers eigen kinderen zijn er ook nog elf neefjes en nichtjes.
Al heel vroeg in de morgen was Johannes al bezig op de binnenplaats, eerst de koe melken, de melk in de kelder brengen, eieren rapen , de paarden naar het weitje brengen en hun stal uitmesten. Frau Katharina heeft gezegd dat hij dan minder huur hoeft betalen voor zijn kamertje op de zolder, God heeft doctor Luther een goede vrouw geschonken. „Mijn vrouw is mij meer waard dan een heel koninkrijk, want het is een gelovige vrouw.” Johannes schrijft vaak op wat Luther aan tafel zegt.
7. Twaalf nonnen op een viskar
- Een vrouw is alleen in haar kloostercel. Ze bidt. „God heeft mij lief, en ik doe wat hij wil.” Katharina van Bora is best wel tevreden met het kloosterleven. Zes jaar geleden is ze non geworden en heeft nu mooi werk als apothekeres. Maar in haar groeit een vreemd verlangen naar iets wat ze nog niet kent. Naar vrijheid? Wat is vrijheid?
Ze heeft –in het geheim– een boekje van een zekere Maarten Luther gelezen: hij kan er zo mooi over schrijven: geloof alleen wat in de bijbel staat. Je bent helemaal vrij van al die voorschriften van mensen, het vasten, de zelfkastijding, al die gebeden. Bij God telt alleen het geloof, niet de werken. Je kunt het niet verdienen.
- De poort van het klooster gaat open. Het is al donker. Op een kar, verscholen tussen lege vistonnen, rijdt een groep nonnen de vrijheid tegemoet. Niemand ziet het als ze wegrijden.
Daar heb je Torgau, als een veilige hoge burcht rijst de stad op voor de bange vrouwen. De vrijheid voelt nog zo onwennig. Katharina heeft nog niet eerder een stad gezien met zulke hoge en mooie gebouwen.
Twee jaar later. Het is juni. Een zomerse dag in Wittenberg. Op de binnenplaats van het huis van Lucas Cranach de Oude, apotheker, drukker en schilder, is het feest. Bruidsmeisjes in wapperende witte jurken strooien bloemen neer voor de bruid en bruidegom. Doctor Martinus Luther trouwt vandaag met Katharina van Bora. Luther staat er nog wat onwennig bij. Het is ook wel wat om in oorlogstijd te trouwen. Zijn vader hoopt dat ze snel kinderen zullen krijgen. Hans en Margareta Luder zijn uit Mansfeld gekomen. Lucas Cranach kan ze nu mooi eventjes tekenen, om er later portretten van te maken.
8. Aangeraakt door God
- Voor de groene stenen kachel ligt een man. Gevloerd. Hij geeft zich volledig over. „God is een liefdevolle God, die mij aanspreekt door zijn Woord. Als de bijbel in de volkstaal verschijnt, kan het iedereen lezen wie God echt is.” Er vinden duizend gevechten plaats in de studeerkamer. Proberen duivels de vertaling tegen te houden? Potten vol inkt schijft Luther leeg. De ganzenveer krast door tot de kaars opgebrand is. Na elf weken zet Luther een punt achter de laatste zin.
In september van het jaar 1522 wordt het Nieuwe Testament voor het eerst gedrukt bij Lucas Cranach. In 1534 volgt het Oude Testament. Mooie bijbels, met houtsnedes gemaakt door de zoon van Lucas.
- In de mediatheek van school bekijken David en Linda een foto op het internet. Een mevrouw uit Gotha houdt een bijna vijfhonderd jaar oude bijbel omhoog. Ze draagt fluwelen handschoenen. Het oude boek is van Myconius, ook een vriend van Luther. „Moet je toch kijken, die man schrijft in zijn bijbel, je kunt nu nog zien dat het hem wat doet! Dat nemen we mee in onze presentatie.”
Het werkstuk over 500 jaar Reformatie is nu bijna klaar.