Cultuur & boeken

Maria’s vragen…

Dit verhaal gaat over twee meisjes, waarvan de een leefde in de tijd van de reformatie en de andere in deze tijd. Ze heten allebei Maria.

Jannie J. van Belzen-Poortvliet, Arnemuiden
29 October 2010 15:52Gewijzigd op 14 November 2020 12:19

Maria Mesu valt met een zachte plof op haar bed neer. Over een half uurtje gaan ze eten. Wat zal ze nu doen? Even haar ogen dicht…? Of, in oma”s boekje gaan lezen? Ze houdt normaal gesproken niet van oubollige verhalen, maar oma maakte haar nieuwsgierig. Maria strijkt haar blonde, verwarde haren uit haar gezicht weg. Haar blauwe ogen staan moe. Het was vandaag weer een hele trap naar school! Bah, al die wind hier! Oma zei: „We wonen aan de kust, met een zeeklimaat, daar hoort zon… én ook wind bij.” Oma zal wel gelijk hebben. Maar die wind mag van haar best wat minder. Ze is zo moe als een hond! Ach, ze weet het wel, dat komt niet alleen door die harde wind. Ze is verslaafd aan het internet, met zijn oneindige kennis. En dan gaat ze nog tot diep in de nacht msn’en met Leon, haar nieuwe vriendje.

Van de week is ze nog met oma over dit alles in discussie geraakt. En ook over al die extra kerkdiensten met de paasdagen. Was dit niet wat achterhaald? Via internet kon je preken te kust en te keur vinden. Oma schudde haar hoofd. Ze zei: „In deze wereld vol techniek, mis ik de drie R’s van vroeger. Je hoort niets anders meer dan: druk, druk, druk.” Oma gaf een boekje mee. „Hier, m’n kind, lees maar eens. Het gaat over een meisje in de tijd van de Reformatie. Ze heette net als jij: Maria.”

Maria staat peinzend voor het venster. In haar handen heeft ze de witte muts. Haar lange blonde haar hangt slordig over haar schouders. Haar grijsblauwe ogen staan moe. Buiten schijnt de zon al. De dagen worden weer wat langer. Op de velden staat het gele koolzaad weer te bloeien. Maria ziet al dat moois amper. Haar gedachten dwalen steeds naar Reindert, haar verloofde. Ze strijkt met haar vingers over de gouden verlovingsring. Het is een ring met twee handjes over elkaar heen. Mooi vindt ze dat!

Ze wisten het allemaal. Er hing iets in de lucht. Nadat Maarten Luther tot ketter was verklaard, groeide er een nieuw geloof.

Op een avond heeft Reindert haar verteld dat hij zich ook aangetrokken voelt tot de nieuwe leer. Ze was verbijsterd! Als vader en moeder dat eens wisten!

Straks is het weer paasfeest. Dan worden er heerlijke maaltijden bereid. Dan is het echt feest op de hoeve! Dan komen er gasten, oom Johannus en tante Maartje zijn dan ook van de partij. De naaister heeft een gloednieuwe jurk voor Maria genaaid. Hemelsblauw, met banden en stiksels. Dit alles kan haar nu niet meer bekoren.

Reindert vertelde: „Maria, we worden zomaar wat aangepraat in de kerk, het zijn grote leugens. Als je maar geld geeft, worden je zonden vergeven. De mensen worden voorgelogen door aflaatbrieven te kopen. Ook voor de zonden die een mens nog niet gedaan heeft. Dat is puur bedrog. De pastoor en de kerk willen geld zien.

Onze zonden worden alleen vergeven door het bloed van de Heere Jezus. Als je de Heere oprecht op je knieën om vergeving vraagt, dan wil de Heere je dit geven.” Ze dacht toen: Reindert heeft wel een beetje gelijk, maar de pastoor toch ook? Ze vroeg hoe Reindert dit toch allemaal wist? Hij zei dat dit in de Bijbel staat. Ze was stomverbaasd, ze had hem verschrikt aangestaard. Een Bijbel? Had hij dan een Bijbel? Maar dat is streng verboden!

„Dat weet ik, Maria,” zei Reindert toen. „Daar staat de doodstraf op. Dus vertel dit asjeblieft aan niemand! Beloof je mij dat?”

Wat heeft Reindert veel verteld over de nieuwe leer van Maarten Luther. Die zegt ook, dat we de christenen moeten leren dat het beter is de armen iets te geven, en de behoeftigen iets te lenen, dan alles aan de kerk te geven.

Reindert maakte haar nieuwsgierig; toen vroeg ze op een dag ook om zo’n Bijbelboekje. Dit was niet eenvoudig te verkrijgen, uiteindelijk is het toch gelukt. Reindert heeft haar op het hart gedrukt dit Bijbelboekje goed te verstoppen. Lezen en schrijven kon ze wel, dit heeft ze spelenderwijs van haar broertje Jacob geleerd.

Veel later vertelde Reindert dat er nu bij hem thuis op de boerderij ook geheime diensten werden gehouden. Daar was ze wel erg van geschrokken. De angst sloop in haar hart voor verraad. Ze had gehoord dat er aan de vensters afgeluisterd werd. Kinderen op school werden uitgehoord. Daardoor zou haar eigen trouwe Reindert in een kerker terechtkunnen komen. Of, nog veel erger! Lieve Reindert, mijmert ze, met zijn mooie diepbruine ogen en zijn pikzwarte krulharen. Wat houdt ze veel van hem. Hun ouders zijn bevriend met elkaar, ze zijn ook buren.

Op een stil plekje las ze elke dag in het Bijbelboekje. Toen kwam er in haar hart, ondanks alles, een stil verlangen. Ze hield het niet meer tegen.

Maria slaat haar handen voor haar gezicht, en piekert verder… Wat moet ze toch, wat moet ze toch? Ze is zo onzeker. Wat kan er allemaal niet met je gebeuren als je de nieuwe leer aanvaardt?

Maria schrikt op. Moeder staat plotseling naast haar. „Wat doe je toch zo vroeg hier, Maria? Is er iets?”

„Nee hoor, moeder,” jokt ze. „Ik kon niet meer slapen. En meende die enge beesten te horen.”

„Ik zal de meid vragen weer wat water te sprenkelen van de beschermvrouwe. Maar je ziet toch niet zo bleek van een paar ratten? Je wordt toch niet ziek, hoop ik?” Er klinkt angst in moeders stem.

„Heus moeder, er is verder niets!”

„Maria, je weet het toch wel? Dat je alles aan je moeder vertellen kan? Is er iets met Reindert?” Onderzoekend kijkt moeder Maria aan.

Maria’s hart klopt in haar keel. En schudt nadrukkelijk haar hoofd.

„Kom, dan zal ik nu je haar maar eens vlechten, dan kun je de muts opzetten. Ga dan maar eens een ommetje maken, kijk eens hoe mooi het koolzaad alweer bloeit. De buitenlucht zal je vast goeddoen.”

Een paar weken later. Het is middernacht. Reindert wacht op Maria. Op zo” n tijdstip heeft hij nog nooit op zijn meisje gewacht. Waar blijft ze nu toch? Reinderts hart klopt onrustig. Zijn Maria… Ze werd nieuwsgierig naar de uitleg van het Woord. Ze bleef maar vragen… en vroeg toen of ze ook een keer mee mocht naar een geheime dienst. Eerst heeft hij een plan bedacht, en na lang beraad toegestemd. Reindert zucht diep. Plotseling voelt hij twee armen om zich heen.

„Rein, sliep je?”

“Slapen? Nee, mijn lieve meisje, ik dacht aan jou, aan jou alleen. Waar bleef je toch?”

„Ik moest voorzichtig doen, mijn zusje Greta slaapt zo licht.”

Dan gaan ze via een sluiproute op pad, eerst duwt Reindert een struik opzij.

Na een korte wandeling komen ze bij de hoeve aan. Het is pikdonker daar. „Op iedere hoek van ons huis staat een wacht.” fluistert Reindert. Maria’s hart klopt in haar keel, ze kruipt bijna in Reinderts wambuis. Weer is daar die vrees! Ze trilt van top tot teen. Reindert neemt haar bij de hand, samen lopen ze een lange gang in. Dan is daar een deur. Weer een gang, die wat naar beneden loopt. Weer een deur. Reindert geeft drie korte tikken. De deur gaat zachtjes open.

Maria stapt wat verlegen achter Reindert aan naar binnen. Hier zijn mensen die ze écht niet had verwacht. Tot haar grote verbazing ziet ze ook tante Maartje en oom Johannus zitten. Als vader dit eens wist? Een uurtje later lopen ze terug naar huis.

„En, hoe vond je het, Maria?” fluistert Reindert.

„O Reindert, zo heel anders dan in de kerk. Ik kon die prediker wel goed volgen. Van de priester snap ik helemaal niets.”

„Nee, wij horen de mis maar aan, er wordt niets uitgelegd.”

„Zag jij ook iets bekends aan die prediker?”

„Ja,” glimlacht Reindert, „maar dat vertel ik je nog wel eens.”

„Wat zou ik graag willen dat vader en moeder dit ook eens hoorden,” fluistert Maria. „De pastoor is goed bevriend met vader. Vader geeft veel geld aan de kerk.”

Dan slaakt Maria bijna een gil. „O, Rein, kijk daar! Er brandt licht in de hoeve.” Reindert staat als aan de grond genageld.

„O Reindert, de schout is ons vast op het spoor! We zijn verraden!” Maria beeft als een rietje. Reinderts gedachten gaan razendsnel. „De schout? Nee, dat denk ik niet; er staat ook geen paard. En de hofhond is rustig. Je zusje is vast wakker geworden…”

„Ik durf echt niet naar huis toe, ik ben zo bang!”

Even weet Reindert niet wat hij doen moet. Dan denkt hij aan de preek van vanavond. Wat zei de prediker ook alweer? „Bidt en u zal gegeven worden.”

En dan knielen twee jonge mensen in het gras neer, en vouwen hun handen… Maria is nu toch wat rustiger geworden. „Raar, hè Rein, nu hoeft de heilige maagd er niet meer bij te komen.”

„Nee meisje, dat staat ook nergens in de Bijbel. Maar kom, we moeten nu echt gaan.”

Maria houdt Reinderts hand stevig vast. Reindert laat de klopper op de deur vallen.

Vader roept zachtjes: „Wie is daar?”

„Maria, vader.”

De grendel wordt van de deur geschoven. Daar staat vader. Snikkend valt moeder Maria om de hals. Greta komt ook aanhollen, ze heeft rode ogen. Ze pakt haar zusje stevig vast. „Maria, jij was weg, en… en…”

Vader zegt: „Kom binnen, dan praten we verder. Jij ook Reindert, want deze vertoning vraagt wel enige uitleg.”

In de kamer gekomen, vertellen ze alles. Van het praten over de nieuwe leer, van het lezen in de Bijbel, en tenslotte van de samenkomst in de nacht. En ook dat Maria niet alleen naar huis durfde en dat ze toen samen gebeden hebben. Ze luisteren allen vol verbazing…

Maria zegt: „Je bent dus toch wakker geworden, Greta?”

„Ja, ik droomde en schrok wakker en zag jou niet liggen, eerst dacht ik dat je weer slaapwandelde. Toen heb ik vader en moeder wakker gemaakt.”

Moeder zegt: „O kind, we hebben zo gezocht, toen werden we bevreesd en dachten aan een geheime dienst. We hadden in de afgelopen tijd óók iets gehoord. Je bleef maar weg, we werden bang voor verraad.”

Vader zegt een beetje streng: „Dat je dit durfde, Maria?”

„O vader, ik heb heel lang over dit alles nagedacht, eerst durfde ik echt niet. Toen hield ik het niet meer tegen.”

Vader kijkt Maria nadenkend aan. „Was tante Maartje daar ook?”

Ze knikt.

„Ik was er al bang voor. We hebben wel eens gepraat.”

Moeder kijkt bezorgd om zich heen. „Laten we toch zachtjes doen. Straks wordt Jacob ook nog wakker. Hij komt toch al met zoveel vragen thuis.”

Even is het stil. Maria denkt: „O, wat een wonder, vader en moeder zijn niet boos!” Ze is vol van wat ze gehoord heeft. „We moeten de Bijbel zelf gaan lezen en onderzoeken,” zei de prediker. Luther heeft geschreven: „De ware schat der kerk is het heilige Evangelie van de glorie en van de genade van God.”

„Maartje zei het ook al,” zegt vader. „De Bijbel ligt in de kerk aan de ketting. Zou het waar zijn? Wat er nu allemaal gebeurt, en die vervolging om de nieuwe leer, kan nooit goed zijn. Waar moet dat heen? Het zijn donkere tijden!”

Maria Mesu kijkt over de rand van haar boek op de wekkerradio. Het is tijd ze moet gaan eten. Ze bladert even… Hoe zou het verhaal verder gaan? Hé, wat is dat? Dat lijkt oma’s handschrift wel!

Zo heeft de Heere deze wereld

een Maarten Luther geschonken.

En hem bekwaam gemaakt

om de kerk te zuiveren

en de Bijbel te vertalen.

Om zo de volken te prediken

het evangelie van Jezus Christus

en Dien gekruisigd.

Maria wipt van haar bed af. Start de computer op. Typt:

Lieve Leon,

Ga jij tweede paasdag met mij mee naar de kerk? En daarná fietsen? (Ik ga niet uitslapen. Voortaan wil ik proberen wat op tijd naar bed te gaan!)

Veel liefs!

Maria

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer