De morgenzon scheen
De morgenzon scheen voorzichtig door de kleine raampjes van het klooster. Door de tralies heen baanden de zonnestralen zich een weg in de kleine kloostercel. Het bescheen de smetteloos witte muren en het blanke linnen van het bed. De stralen bereikten de ruw stenen vloer en gaf die een warme glans. Zelfs het sobere meubilair kreeg allures van verfijning en leek van het mooiste hout gemaakt. Het kwam echter ook op plaatsen die het stof van jaren bevatten en liet onbarmhartig de gebreken zien die door de eeuwen heen waren ontstaan. Het was al eind november, maar het weer kon blijkbaar geen afscheid van de mooie nazomer nemen. Regen en wind waren tot nu toe uitgebleven deze herfst, in tegenstelling tot de maanden juli en augustus. Die waren nat en koud geweest.
Ave von Schönfeld zat op haarknieën voor haar bed en hief het gezicht op naar het licht, als om een glimp van Gods goedkeuring op te vangen in antwoord op haar aanbidding. Het zonlicht gaf haar jonge gezicht een stralende glans en het rood op haar wangen, veroorzaakt door de zonnewarmte, leek de devotie van haar gestalte te verdiepen. Ze bezat een soort schoonheid die door de simpele dracht van haar nonnenkleed werd geaccentueerd. Haar porseleinkleurige huid stak amper af tegen het wit van haar sluier, waardoor haar donkere ogen als granaten in haar gezicht schitterden. De vorm van haar gezicht met de hoge jukbeenderen en de volle mond met gave witte tanden completeerden het geheel. Ave boog het hoofd nu dieper. Om haar heen heerste een diepe stilte, het dagelijks leven leek hier voorbij te gaan zonder iets of iemand te beroeren. Er heerste zo’n diepe rust als uit een andere wereld. Het leek wel alsof zelfs de dierenwereld bewust was van het feit dat hier een serene rust heerste die niet door hun gezoem en gefluit gestoord mocht worden.
Het klooster Mariënthron was van oudsher een toevluchtsoord en rustplaats voor dochters uit adellijke en soms verarmde geslachten uit Saksen. Er waren ongeveer veertig zusters, onderscheiden door afkomst. Meisjes die geen blauw bloed hadden, waren hier alleen als dienende zuster welkom. Het klooster lag tegen een helling van een met bomen begroeide heuvel. Het hele complex bestond uit wat stallen, een kerk en wat huizen omringd door korenvelden. Binnen de muren lag een tuin, waar de zusters eenmaal per dag mochten wandelen. Ave, dochter uit een oud adellijk Saksisch geslacht, was twee jaar geleden aangekomen en als novice zat haar tijd er nu bijna op. Ze schikte zich volledig in een leven van gebed en aanbidding. Het kleed van de nederigheid, die een non kenmerkte, was haar het liefst en ze kon niets bedenken wat haar nader tot God kon brengen dan dit kloosterleven. Buiten deze muren was haar een leven voorbeschikt als vrouw van een edelman. Dat betekende dat ze al haar liefde aan een echtgenoot zou moeten geven en wat zou er dan overblijven van een geestelijk leven en haar liefde tot God? Haar gezin en sociaal leven zouden een wissel trekken op haar Godsverering en dat kon ze niet met haar geweten en overtuiging overeenstemmen.
Na haar gebed stond ze op en schikte haar witte kleding, die de novices kenmerkte. De plooien van haar kleed vielen bevallig over haar jonge figuur en gaven haar mede door het binnenvallende zonlicht de gestalte en uitstraling van een engel. Ieder die haar kende zou haar zeker ook die eigenschappen toeschrijven, want er was niemand in het klooster die zoveel geduld en liefde opbracht voor de kloosterbewoners als Ave.
Ze liep langzaam door de lange gangen naar het verblijf van de abdis, Margaretha von Haubitz, waar ze die morgen ontboden was. Ze klopte op de deur en na een ‘binnen’ liep ze het vertrek van de abdis binnen. Met gekruiste armen boog ze zich voor de abdis en kuste haar hand eerbiedig. De abdis keek met een goedkeurende blik neer op het jonge meisje, dat zo toegewijd was aan het kloosterleven. „Ik heb je laten roepen, kind. Je tijd als novice is bijna ten einde en volgende week zul je gewijd worden. Dan word je de bruid van Christus. Zoals je ervaren hebt is er hier rust voor de rusteloze en vrede voor de ziel te vinden. Zoals je weet heb ik dit zelf al dertig jaar lang ervaren en er nooit een moment spijt van gehad.”
Ave keek de abdis aan en het leek even of ze iets wilde zeggen, maar de abdis beschouwde het gesprek als geëindigd en wilde verder gaan met haar bezigheden. Toen ze even opkeek zag ze dat Ave aarzelde en keek haar nog even indringend aan, zei toen: „Zo je mocht twijfelen, kind, vergeet niet de zegen die rust op je gelofte. Zoals ik heb ervaren in de tijd die ik hier heb doorgebracht. Je zult loon naar werken ontvangen.” Ave kuste haar nogmaals de hand en verdween.
In gedachten liep ze naar de binnenhof om wat te wandelen. Ze passeerde wat zusters, maar zag ze niet. In haar hart woedde een strijd. Wie was ze wel niet om te twijfelen over het afleggen van de gelofte? Ze wilde immers God dienen en waar was een betere plaats dan deze? Maar toch!
Ze liep door de kruisgang heen in de richting van de deur die naar de tuin leidde. Haar ogen zochten de tuin af naar zuster Käthe von Bora, haar vertrouweling binnen het klooster. Zij was achter in de kruidentuin en verzamelde wat kruiden. Toen die haar zag liep ze naar haar toe en vroeg fluisterend: „Wat wilde mijn tante van je?” Käthe bukte zich fluisterend naast haar. Even keek Ave om zich heen of er niemand anders in de buurt was, want zelfs in het klooster zaten verspieders, en antwoordde: „Ik word volgende week gewijd.”
Käthe stond opeens rechtop, sloeg haar sluier terug en keek haar met grote ogen aan. Ave ging verder: „Ik weet het niet, Käthe, ik weet het niet meer. Sinds ik beter weet…”
Käthe zag een andere zuster aan komen en zei hardop: „Heb je nu ook wat achillea millefolium geplukt, Ave?” Tegelijkertijd sloeg ze een kruis en zei nog luider: „God zegene dit kruid.”
Zuster Gertrude, die bekend stond om haar afluisterpraktijken was nu heel dichtbij en kon nu goed horen dat de twee alleen maar over kruiden spraken. Haar nieuwsgierigheid was echter bevredigd en dus liep ze weer weg.
Ave en Käthe keken elkaar van onder hun sluier glimlachend aan. Toen Gertrude buiten gehoorafstand was begon Ave weer te fluisteren: „Vanmiddag komt hij weer, Leonard Koppe.” Ze keek zorgvuldig om zich heen en haalde onder haar kleed een stuk perkament tevoorschijn. Käthe pakte het aan en verstopte het onder in het mandje met kruiden. Ave merkte op: „Hij zal wel weer nieuwe geschriften meenemen, denk ik. Ik hoop het. Het is zo bijzonder, als ik de geschriften van doctor Luther lees, lijkt het allemaal zo anders dan wat we hier belijden. Neem nu het artikel over de aflaten van de monnik Tetzel. Dat geeft toch een heel ander licht op de leerstellingen over het vagevuur. Hij brengt me in verwarring en vertwijfeling en daarom aarzelde ik net bij de abdis toen ze sprak over mijn wijding. Zou zij weten wat er laatst op 31 oktober is gebeurd?”
Gertrude liep weer in hun richting en Ave begon wat harder te spreken over haar wijding. „Ik kijk er echt naar mijn wijding uit volgende week.” Gertrude kwam naar hen toe en zei: „Wat hoor ik, zuster, wordt u volgende week gewijd?” Ze sloeg een kruis en prevelde: „Moeder Gods, Beata Maria virgo, esto perpetua.” *) Toen liep ze weer verder.
De twee anderen wandelden nu ook in de richting van de deur en toen rechtstreeks naar de keuken. Daar begonnen zij met het prepareren van de kruiden. Zuster Maria, een oudere zuster, had hen ingewijd in de geheimen van de kruidengeneeskunde en kwam hen helpen. Het was geen toeval dat de drie zusters juist deze middag hadden uitgekozen. Nee, Maria was ook een van de ingewijden die sinds een paar weken kennis namen van de geschriften van Luther, die het klooster werden in gesmokkeld door Leonard Koppe.
Vandaag kwam hij met zijn paard en wagen om goederen te brengen. Sinds hij mensen uit de kring rond doctor Luther had ontmoet en in aanraking was gekomen met het vrije Evangelie, was hij tot de ontdekking gekomen dat hij ook zalig kon worden door het geloof. Doordat hij veelvuldig in contact kwam met de zusters in de keuken, begon hij voorzichtig wat geschriften door te sluizen. Toen hij merkte dat er veel belangstelling voor was, zorgde hij iedere week voor nieuwe.
Toen Leonard die middag zijn goederen bij de keuken afleverde, stond er al een pul kloosterbier voor hem klaar. Hij gunde zich bijna geen tijd om die op te drinken, want hij had veel groter nieuws. „Ik heb doctor Luther ontmoet! Ik moet u namens hem groeten en bemoedigen. Hij schrijft op het moment een artikel over de kloostergelofte.” De drie kloosterzusters verschoten bijna van kleur bij het noemen van die naam binnen deze muren. Het was bijna zoiets als heiligschennis om het over deze man te hebben, juist daar waar zijn leer als verwerpelijk werd beschouwd.
Uit zijn mantel pakte Leonard een bundel papieren. „Ik heb weer wat voor jullie. Wees voorzichtig!” De oude zuster Maria nam het bundeltje aan en stopte dat diep weg onder haar pij. Ze zei toen: „Ik ga even naar de bibliotheek om het grote kruidenboek te halen, het recept is me niet helemaal duidelijk in dit boek.” Leonard Koppe pakte zijn lege manden weer op en verdween.
Intussen liep zuster Maria naar de bibliotheek die aan de andere kant van het klooster was. In de bibliotheek was niemand te zien en Maria liep doelbewust naar de grote klooster-Bijbel, die nooit door iemand gebruikt werd. Ze legde zorgvuldig de losse vellen tussen de bladen van de bijbel. Daarna pakte ze het kruidenboek uit de kast en liep terug naar de keuken. De drie zusters wijdden zich nu volledig aan het bereiden van geneeskrachtige zalf en drank.
Dat het hebben van verboden lectuur niet zonder gevaar was, bleek die avond. Na de avonddienst wilden de zusters naar hun eigen kamer gaan, maar werden tegengehouden door de abdis. Ze sprak vol vuur: „Ik wil jullie waarschuwen voor die man uit Wittenberg, die vreselijke ketter, die mensen verleidt. Ik heb het vermoeden dat er onder ons zijn die kennis hebben genomen van zijn geschriften. Mij is ter ore gekomen dat er sommigen zijn die luisteren naar hun hart, dat vol is van onreinheid en wereldse begeerte. Ik zal er scherp op toezien dat jullie geen verboden geschriften in jullie bezit hebben. Zuster Gertrude zal met mij samen onderzoek doen.”
Onbewogen keken de schuldige zusters hun abdis in de ogen. Ze voelden op dat moment de nabijheid van God en werden gesterkt. Het zaad van het vrije Evangelie dat gezaaid was door middel van het geschreven woord, ontkiemde nu. Natuurlijk werd er niets gevonden, want aangezien de bijbel in het klooster al jaren gesloten was, lagen de geschriften veilig.
Het duurde nog vijf jaar voordat twaalf nonnen, waaronder Ave en Käthe, vluchtten uit het klooster Mariënthron. Hun leven werd veranderd naar aanleiding van de kerkhervorming op 31 oktober 1517 en zij voelden zich niet langer thuis binnen de muren van het klooster. Maarten Luther wilde in eerste instantie met Ave von Schönfeld trouwen, maar zij weigerde. Zij trouwde met de arts Basiliuns Axt uit Torgau. Haar vertrouweling Käthe von Bora trouwde met Maarten Luther, die hen door zijn geschriften de ogen had geopend.
*) Heilige maagd Maria, moge zij eeuwig leven.