Cultuur & boeken

Op weg

Een van de dingen die Lente van haar moeder altijd zal herinneren is dat ze nooit tot de heiligen bad, ze bad altijd rechtstreeks tot God of De Heere Jezus. Lente denkt er vaak aan als ze met haar vader Cop met de schapen over de uitgestrekte velden dwaalt.

Lize de Fockert
29 October 2010 15:30Gewijzigd op 14 November 2020 12:19

Moeder… ze is al twee jaar weg. Langzaam is ze weggeteerd aan een voor hen onbekende ziekte. Vader is sinds die tijd stiller, hij zei al heel weinig, maar nu zegt hij alleen het hoognodige.

Moeder werkte als wasvrouw in het huis van de baron. De boeren in de verre omstreek vallen onder zijn landgoed. Vroeger ging Lente vaak mee en speelde ze met de zoon van de Baron, Ian, hoe oud zou hij nu zijn? Hij is iets ouder dan haar hij zal dan zestien zijn, moeder hield veel van Ian. Ze praatten altijd heel veel samen. Ian heeft haar lezen geleerd, ach het is allemaal al meer dan twee jaar geleden.

Moeder… en terwijl Lente de avondpap kookt denkt ze weer aan die wonderlijke gesprekken. Ian las stiekem in de bijbel en Ian leerde stukjes uit zijn hoofd en die leerde hij weer aan haar en moeder. Ja ze kent er heus nog wel een paar, maar de priester zegt dat het zonde is. Raar eigenlijk zonden als je woorden van God leest, dat kan toch niet verkeerd zijn?

Deze morgen gaan vader en Lente niet met de schapen op pad, nee ze gaan samen naar de jaarmarkt. Gisteren hebben ze heel veel gras gemaaid zodat de schapen voldoende voedsel hebben voor van daag.

Om half 5 gaan ze al op pad. Wie weet mogen ze wel met iemand meerijden. Lente heeft een mand cantharellen bij zich hopelijk kan ze die verkopen op de markt. Toen vader aan het maaien was, heeft zij de paddenstoelen geplukt, er stonden er heel veel. Ook een hele grote heksenkring, Lente glimlacht, zouden heksen echt om zo’n kring dansen? En zouden ze echt hun padden op een zwam zetten? Volgens moeder is het allemaal bijgeloof, een keer had ze een grote reiger gezien die heel raar deed, net of hij moest kotsen. Ze is er toen gaan kijken en vond hoopjes snot… heksensnot… Zou hij een heks opgegeten hebben?

Toen ze het moeder vroeg moest ze even lachen: „Nee joh rare meid. Reigers eten kikkers en padden”, had ze gezegd. „Het lijkt meer op dril van een kikker of pad, misschien spuug hij dat weer uit.” Ze was weer gaan kijken en ja het leek inderdaad op kikkerdril. Maar ja heksen hielden toch padden? Ze wist het niet. Een ding wist ze wel… moeder dacht anders dan de andere mensen op het landgoed.

Voor ze er erg in heeft ziet ze de toren van de kerk al aftekenen tegen de horizon. Als ze goed doorlopen kunnen ze vast nog wel naar de vroege mis… voor moeder. Niet dat moeder dat gewild zou hebben. Maar vader geloofde dat je door bidden en betalen iemand uit het vagevuur kon halen of in ieder geval de tijd verkorten.

Het is niet druk in de kerk. Veel mensen lopen al over de markt, het is deze keer wel heel druk. Als de priester naar voren komt Lente kijkt en luistert goed. Veel begrijpt ze er niet van, maar als ze Credo hoort zingen, herinnert ze het zich weer. Credo in unum Deum

Ik geloof in God, de almachtige Vader. Ja dat heeft ze ooit eens geleerd. En moeder kreeg altijd tranen bij een van de zinnen. Aandachtig luistert Lente wat was dat ook al weer? Ja, ze weet het weer… Crucifixus, gekruisigd geleden gestorven. Ze moet dat maar eens proberen op te schrijven. Opgevaren, opgestaan en het laatste was het leven na de dood, dan huilde moeder. „Hij heeft de straf gedragen Lente, er hoeft niets meer bij… Zal je daar aan denken?

Als we naar de mis gaan?”

Niet lang daarna is moeder gestorven een paar weken pas ze ziek ze teerde heel langzaam weg. Lente durft er niet aan te denken hoe zou dat nu kunnen? Is het omdat moeder een ketter was? Dat heeft ze Fije, de keukenmeid van het huis wel eens horen zeggen, toen ze dachten dat Lente het niet hoorde, en dat jong van de baron ook, had ze er bij gezegd, Ian? Een ketter? Ja, omdat vader niet meer wilde dat ze naar het huis ging en ze nu mee de heide opging hoorde ze weinig over de gemeenschap. De enige die ze wel een spraken was Raes de stroper maar die vreesde God noch gebod. Hij leefde als een kluizenaar in een oude hut midden in het bos, tenminste dat zeiden ze, niemand wist precies waar hij woonde. Hij bemoeide zich met niemand. De laatste keer dat ze hem zagen had hij haast, hij moest naar het Huis de jonker waarschuwen.

De mis is klaar net voor de mensen vertrekken roept de priester: „Ga allen naar het grote plein en laat het u tot waarschuwing zijn.” Wat zou er op het grote plein zijn? Ze ziet het al snel genoeg… Haar ogen worden groot van afschuw… een galg… er wordt iemand opgehangen. Verschrikkelijk… Lente wil het helemaal niet zien. Ze kijkt om naar vader, maar ziet hem nergens. Daar loopt ze tussen de opgewonden mensen. Haar afschuw wordt nog groter als ze door het gedrang vrij vooraan terecht komt. Een brandstapel, er wordt iemand opgehangen en verbrand.

Ik wil weg, zou ze willen schreeuwen, maar haar keel zit dicht geknepen. Vooraan staan de baron met zijn gemalin. De barones ziet wit, haar ogen zijn rood.

Ketter, ketterij, die zoon van de Baron ook.

Ian…? Lente valt bijna flauw van de schrik. Zou…? Daar komt de priester, daarachter de schout, de veroordeelde loopt fier tussen twee beulen. Wat ziet hij eruit. Je kunt niet eens zien wie het is zo gehavend is zijn gezicht. Lente vangt zijn blik, het is Ian, haar vermoedens bleken juist. Het is Ian. Nog eens kijkt hij haar aan. Hij herkent ook haar, ze ziet het aan zijn blik. De priester wenkt. Het wordt stil. De schout leest de zonden voor. Het bezitten van Bijbelgedeelten in het Diets. Het waarschuwen tegen aflaat. Geschriften van Doctor Luther verspreiden. Het vergiftigen Driemylin vrouwe van Cop De Schaapherder.

De priester kijkt Lente doordringend aan. Lente kijkt terug, ze slaat haar ogen niet neer. Ze ziet geen mededogen, nee, een boze flikkering ziet ze in de ogen van hem die haar geestelijke vader zou moeten zijn.

De schout is klaar. Ian krijgt een kans om zich te “bekeren” of vergeving te vragen aan de achtergeblevenen van vrouwe Driemylin. Ian kijkt Lente aan. Zijn stem klinkt. „Geloof je het lieve Lente?” Lente schudt bijna onzichtbaar haar hoofd. Dan richt hij zich tot de omstanders. Hij roept met kracht: „Alleen het bloed van onze Heere Jezus Christus reinigt ons van onze zonden. Geen aflaat, geen boete doen, geen…”

“Ketter”, schreeuwt de priester. „Ik leg je het zwijgen op.” De beul bereidt zijn werk voor, Ian zingt, Lente neuriet mee, dit lied kent ze, dit zong moeder. Nog even dan is het eeuwigheid voor Ian.

Opeens geschreeuw, de omstanders raken in paniek. Een troep ruiters stormt door de omstanders, ze gooien de schout en de priester omver. Ze sleuren Ian van het schavot af. Ze dragen onbekende kleuren, Lente kent deze ridderorde niet. „Voor zeshonderd gouden munters krijg je hem terug.” Zouden het roofridders zijn? Zo snel ze gekomen zijn vertrekken ze weer. Is Ian nu gered…? De menigte blijft een hele tijd staan. Langzaam verdwijnt de menigte. Lente zoekt vader op.

Omdat het steeds leger wordt op het plein vindt ze hem vrij snel. Hij kijkt haar aan, zijn ogen zijn rood. Hij legt zijn hand op de schouder van Lente. Lente kijkt hem aan. „Kind…”, zegt hij moeilijk. „Laten we moeder volgen.” Lente weet meteen wat hij bedoelt. Samen gaan ze naar huis. Zonder te praten weten ze dat ze geen zin meer hebben om op de markt te blijven. De mand met paddenstoelen gaat mee terug. Ze gaan samen op weg, zoeken naar het heil dat alleen door het bloed van de Heere Jezus te krijgen is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer