Cultuur & boeken

Luther

Toen ik naar buiten keek zag ik net het uiteinde van een witte wolk. Ik hoorde vogels fluiten. Mijn gedachten dwaalden steeds weg…

Thirza Schuurman, Kesteren
29 October 2010 15:29Gewijzigd op 14 November 2020 12:19

Ik schrok op en werd boos op mezelf. Ik moest bidden. Ik moest mijn gebeden opzeggen voor de heiligen. De volgende dag zou ik weer naar doctor Luther gaan.

Doctor Luther… Hij zei het allemaal anders dan ik altijd had geleerd. Hij zei dat je niet alleen door goede werken de zaligheid kon verdienen. Ik begreep het niet zo erg… Natuurlijk had hij geen gelijk, sprak ik mezelf toe. Mijn vader had het me immers zelf geleerd! Net als alle andere monniken. Maar, wat als Luther wel gelijk had?

Enkele weken geleden was er een man, Tetzel. Hij verkocht brieven. Hij zei dat je zelf, wanneer je die brieven koopt, of je opa of oma, vader of moeder, man of vrouw, zoon of dochter, wie dan ook, uit het vagevuur naar de hemel ging en dat je er zelf je zonden mee kon afkopen!

Luther was het daar niet mee eens. Hij schreef maar liefst 95 stellingen, waarop stond dat het waanzin was, en dat je ook naar de hemel kon zonder die brief te kopen. En dat iedere zondaar die écht berouw had over zijn zonden, en daarmee tot Christus zou komen, zalig zou worden. Ook zonder de brieven van de paus!

Mijn vriend was daar heel boos over. Hij zei dat het allemaal waanzin was. Of, was dat toch niet zo? Ik wist het niet meer… Elke avond lag ik erover te piekeren. Ik wist het niet meer… Wie had er nu gelijk? Luther. Of toch mijn vriend? Mijn vader had in zijn hele leven nooit een dergelijke leer geloofd.

Toen ik weer aan het leren was, klonk er opeens een harde roffel op mijn deur! Het was mijn vriend. Zijn gezicht stond boos. „Weet je wat er nu weer is gebeurd?” zei hij nijdig. Ik had geen idee, hoewel het een roerige tijd was… „Je weet toch dat doctor Luther naar Worms moet?” zei hij. Ik schrok, nee, dat wist ik nog niet. „Er is daar een vergadering van alle kerkvoogden en daar moet hij zich verantwoorden.” Mijn vriend ging door: „Al zijn vrienden vinden dat hij het niet moet doen. Véél te gevaarlijk, zeggen ze. En toen, toen zei hij: „Al zijn er in Worms net zoveel duivels als er pannen op de daken zijn, dan ga ik toch!”.”

Ik zei niets… Maar mijn vriend zat nog steeds te mopperen. „Ach, kom op,” probeerde ik. „Zo erg is het nu ook weer niet.” Mijn vriend zei niets meer en keek me verbaasd aan. „Jij hebt wel wat van die man, geloof ik.” zei hij. Ik haalde mijn schouders op.

Mijn vriend vroeg of ik een stukje met hem zou willen wandelen. Ik wilde wel. Samen gingen we dus op weg. „Hé, zeg eens eerlijk, vind jij dat doctor Luther gelijk kan hebben?’ vroeg mijn vriend. Ik zuchtte diep. „Ik eh… ik… weet… het niet.” zei ik. „Het raakt me wel… maar…”

„Natuurlijk is heeft hij geen gelijk!” viel mijn vriend uit. „Je denkt toch niet dat je zonder veel goede werken de zaligheid kan verdienen!” „Ja maar, het staat in de Bijbel”, zei ik voorzichtig. Mijn vriend bleef een poosje stil voor zich uitstaren. „En toch! Het kan niet waar zijn”, zei hij boos. „En ik hoop dat je dat gelooft.”

Een poos liepen we zonder wat te zeggen. Mijn vriend sloeg op een gegeven moment een weggetje in en ging naar zijn huis. Ik liep alleen terug en dacht na over de woorden van mijn vriend.

s’ Avonds lag ik weer eens te piekeren en toen ik om 3 uur nog niet sliep, pakte ik de Bijbel en las er een stuk uit. Johannes 3. Het ging over het nachtbezoek van Nicodemus bij Jezus. „…Opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Dus toch alleen om Christus wil? En al die goede werken dan? Ik wist het niet meer. Ik legde de Bijbel weg. Ik probeerde te bidden, maar dat lukte ook al niet. Ik probeerde weer te gaan slapen.

Eindelijk viel ik in een rusteloze slaap.

Een paar dagen later. Ik was onderweg naar Worms, naar doctor Luther. Ik wilde er graag bij zijn. Ergens helemaal achterin dook ik in een hoekje. Na enkele kwartieren zaten alle hertogen, bisschoppen en de paus en keizer. Toen kwam Doctor Luther binnen… Het was akelig stil in de grote zaal. Iedereen rekte de hals om goed te kunnen zien wat er gebeuren ging. Eindelijk vroeg iemand met nadruk: „Hebt u deze boeken geschreven?” Hij wees naar een grote stapel boeken. Luther zei niets. „Waarom zegt hij nu niets!” dacht ik wanhopig. Ze weten toch wel dat hij die boeken heeft geschreven?

De volgende dag ging de vergadering verder. Ik was er ook weer. De hoge heren vroegen wéér of Luther die boeken had geschreven. En of hij wilde zeggen dat de boeken niet strookten met de waarheid. Het werd heel stil. Alweer… Ik werd zenuwachtig en bang. Toen begon doctor Luther te spreken. Hij zei dat het allemaal waar was wat er in die boeken stond geschreven. Hij zei ook dat zijn boeken niet fout waren, maar… de kerk!

Ik werd op dat moment een beetje boos. „Luther!” dacht ik. „Wat gevaarlijk om dat te zeggen!” Ik keek naar de bisschoppen. Die begonnen rood aan te lopen. Ze begonnen met elkaar te smoezen en keken steeds bozer. Ik werd nóg banger. Opeens begonnen ze allemaal te roepen dat hij moest stoppen! Ze waren er immers niet om naar deze waanzin te luisteren! Luther mocht immers alleen maar ”Ja” of ”Nee” antwoorden.

Maar doctor Luther keek helemaal niet bang! Hij begon zelfs opeens te roepen, met kracht: „Niemand heeft mij uit Gods Woord overtuigd, dat ik verkeerde dingen heb geschreven en daarom kan en wil ik het niet herroepen. Hier sta ik, ik kan niet anders. God helpe mij, amen.”

De mannen begonnen na enkele beslissende seconden massaal te schreeuwen. Ik begon ook te schreeuwen, niet uit haat, maar uit angst. Een paar mannen sprongen op, om Luther te grijpen, maar dat mocht niet van de keizer, dat had hij immers beloofd! Maar daar wilden de heren niets meer van weten. „Zo’n ketter!” briesten ze door de zaal. Maar de keizer hield zijn woord. Docter Luther mocht gaan.

Diep onder de indruk liep ik naar mijn verblijf. Op dat ogenblik wist ik het: deze leer wilde ik ook. Deze leer, zoals ik het las in mijn Bijbel: „Opdat een iegelijk die in Hém geloofd…” Net zo’n leer als docter Luther.

Ik bleef nog een paar dagen in Worms, voordat ik weer naar de universiteit terugkeerde. Toen ik weer bij de universiteit was, vertelde ik het alles aan mijn vriend. Hij werd boos. Heel boos. Na die tijd heb ik hem ook nooit weer gezien. Maar… de leer van doctor Luther ben ik nooit vergeten!

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer