Luther en de 95 stellingen
„Mam!” „Ja jongen, wat is er?” „Mam!” „Ja, ga eens rustig zitten en vertel wat er is, Gerard.” „Ppft, ik heb hard gerend, mam omdat ze... nee, het is een man. Er word een man... ffft... een man verbrand!” „Waar?”
„He Margreet wat kom jij doen?” „Er word een man verbrand! Mam en hij zingt! Ik zou zo gaan huilen mam, maar die man zingt!”
„Ga zitten, Margreet en vertel er meer over, omdat Gerard er ook over vertelde. En kijk eens hier hebben jullie wat drinken en vertel wat meer.” „En…”, begint Margreet. „Ik kwam eerst binnen”, roept Gerard, „dus ik mag eerst vertellen!” „Okee dan!”
Bonk, bonk… „Wat is dat voor geluid pap?” „Weet ik niet, Margreet, ga maar kijken!” „Kom Gerard, ga je mee? „Gerard? Waar is Gerard, mam?” „Hij is al gegaan lieverd.” „Kom eens kijken joh!” roept Gerard. „Wat is er te zien?” vraagt Margreet. „Een man…”
Bonk, bonk… „Wat hoor je nu?”
Bonk, bonk… „Kom nou!”
Bonk, bonk… O, daar staat een man in monnikskleding en hij timmert wat op een deur. „Kom we gaan het lezen!”
„…en Meester Jezus Christus heeft…” „Wat een onzin”, roept Margreet. „Nee hoor”, roept iemand anders. „Allemaal verzonnen!” roept weer iemand anders. „Stil, lees verder Gerard”, zegt Margreet.
Iedereen is stil. „…Bekeerd u enz… bedoelt dat het hele leven van de gelovigen een bekering en boetedoening moet zijn.”
„Dit was stelling één,” zegt Margreet. „Ho eens”, roept Gerard, „het zijn er wel 95!” „Ik zou er 100 gedaan hebben”, zegt een ander voor de grap.
Dan komen de vader en moeder van Margreet en Gerard. Als vader het leest mompelt hij in zich zelf: „Het zou best kunnen kloppen.” „Wat?!” roept moeder, „jij gaat er toch niet in geloven hé?” „Nou”, zegt vader, „ik vind dat hij wel gelijk heeft, alleen hoe het met die aflaten zit, weet ik niet goed…” „Wat?! Jij blijft gewoon Rooms. Dat is de beste kerk!” roept moeder.
„Ik moet nodig nog eens aflaten kopen”, zegt moeder tegen vader. „Ons kind Filip dat gestorven is, wil ik nog uit het vagevuur redden!” „Nou”, zegt vader, „ik geloof niet meer in aflaten.” „Waarom niet?” vraagt Margreet, die er net aan komt. „Omdat ik denk dat die man die de stellingen geschreven gelijk heeft omdat dat vroeger ook niet was. En die Tetzel zei eerst: „Dan zijn je zonden vergeven.” En ook dat je een gestorven mens uit het vagevuur kunt redden.” Het wordt ook nog eens steeds duurder en wat moet God met een schatkist met al dat geld?”