Luther verbrandt de banbrief
In de herberg ”De vergulde kroes” staat een man. Wie is die man eigenlijk? Wie zou dat kunnen zijn? Aan zijn kleding te zien is hij niet rijk. Hoor! Hij zegt wat. „Mensen jullie moeten niet naar de paus luisteren. De aflaten zijn slecht! Die kunnen jullie zonden niet vergeven!” Deze man is Luther. Hij staat in de deuropening als hij dat tegen de mensen roept die hem ongelovig aanstaren. Maarten Luther is, nadat hij de 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg sloeg, naar de herberg gegaan. En nu staat hij daar. De mensen in de herberg kijken hem verwachtingsvol aan. Zou hij nog meer zeggen?
„Waarde mensen. De paus uit Rome weet heel goed dat de aflaten niet goed zijn. Maar van het geld van de aflaten laat hij een grote kerk in Rome bouwen. Jullie moeten geen aflaten meer kopen. Daarmee bedrieg je jezelf!” „Ja maar”, zegt de waard, „van wie weet u dat?” „Het staat in de Bijbel”, zegt Luther. „En als je geen Bijbel hebt, ga dan naar de slotkapel. Want ik heb er net een stuk perkament op de deur geslagen. Als je wilt ga er dan kijken!”
Daar heeft de waard niet van terug en met z’n allen gaan ze naar de slotkapel. Daar staan een heleboel mensen te kijken naar het stuk perkament wat op de deur is gespijkerd. Er staan ook oude vrouwtjes te bedelen of ze ook mogen weten wat er op het stuk perkament staat. Als ze Luther zien wordt het heel stil. Dan zegt een man: „Zeg Maarten, hoe zit dat met dat 20e artikel?” Zo heeft iedereen wat te vragen. En Luther beantwoordt hun vragen zo goed hij kan.
Het is een week later. Maarten staat weer in de herberg. In zijn hand heeft hij een brief. Het is een brief van de paus uit Rome. Iedereen in de herberg is boos op de paus want hij heeft Luther in de ban gedaan. In de herberg brandt een vuur. Luther loopt naar het vuur toe. „Dit doe ik met de brief.” En voor de ogen van alle mensen hij gooit de brief in het vuur.” “Goed zo Maarten!” roept een man.