Bezoek van Luther
Ik liep eenzaam naar huis. De lucht zag grauwen grijs. Toen ik thuis kwam, zat moeder te breien. „Hoi Joëlle,” zei moeder. „Hallo,” zei Joëlle zachtjes. „Wil je een boodschap voor mij doen?” „Ja hoor, wat moet ik halen?” Diep in haar hart had ik helemaal geen zin, maar de winkel is toch heel dicht bij. „Doe maar een pak suiker en karnemelk,” zegt moeder.
Ik liep de deur uit. Toen ze bij de winkel aan kwam, liep ze gelijk naar de suiker en de karnemelk. De mevrouw achter de kassa kende ze niet. Toen ze uit de winkel was liep ik regelrecht naar huis. „Mama, hier zijn de boodschappen,” zei ik en liep naar boven. Ik ging achter de computer zitten.
Toen ik de computer opstartte ging tegelijkertijd de bel. Ik keek wie het was en met grote verwondering zag ik Maarten Luther voor de deur staan. Ik zag hoe moeder de deur open deed. Wat zou Luther zeggen? „Hallo”, zei Luther toen de moeder de deur open deed. Luther ging naar binnen samen met moeder. Even later hoorde ik zeggen: „Waar is Joëlle?” „Die is boven op haar kamer.” „Mag ik even naar haar toe?” „Ja, u loopt naar boven en dan gaat u rechtdoor naar haar kamer.” Luther liep naar boven. Hij zag mij achter de computer zitten. „Wat ben je aan het doen, Joëlle?” Ik schrok van die harde stem. „Ik ben spelletjes aan het doen”, zei ik met een rood hoofd. „Mag dat van de HEERE, Joëlle?” vroeg Luther een beetje boos. Ik keek naar m’n scherm. Ik zag de bloedende mensen. Ik zag de mensen die ik net vermoord had. „Nee, ik zal het nooit meer doen,” zei ik verlegen. Luther ging naar beneden. Ik ging achter hem aan. Toen we allebei beneden waren, zei Luther: „Kom morgenavond maar even bij mij op bezoek, kan dat?” Ik knikte.
Toen ik in bed lag, dacht ik aan wat Luther gezegd had. Wat zou ik ook graag een kind van God zijn. Toen ik eindelijk in slaap viel, droomde ik over morgenavond. Toen ik de volgende morgen wakker werd, schrok ik van het onweer. En ook dat ik vanavond naar Luther moest. Ik lette helemaal niet op de les. Maar toen eindelijk de bel ging, rende ik naar huis. Die avond ging ik op de fiets naar Luther. Toen ik bij het huis aan kwam werd ik steeds banger. Ik drukte heel voorzichtig op de bel. De deur ging langzaam open. Het was de vrouw van Luther. „Kom maar binnen, Luther zit in de kamer.” Luther zag Joëlle aan komen. „Kom maar naast mij zitten”, zei hij. Toen begon Luther te praten. „Joëlle”, zei Luther. Ik keek Luther aan. „Ga jij morgen weer achter de computer?” „Nee, ik zal het nooit meer doen”, zei ze zachtjes. „Zul je de HEERE geen verdriet doen en trouw naar de kerk gaan?” Ja, en dat zal ze voor altijd doen.