Cultuur & boeken

Ik ga uit school bij Hans spelen

Een jongen zei tegen zijn moeder: „Ik ga uit school bij Hans spelen.” Die jongen heette John. Hij was wel eens eerder bij Hans wezen spelen. Toen vond hij het ook leuk. Hij heeft ook wel eens les gehad over de vader van Hans, Maarten Luther dat hij op dat paard naar Erfurt ging en toen die regen en onweer. Hij vond het heel mooi.

Harm van de Scheur, Rhenen
29 October 2010 14:09Gewijzigd op 14 November 2020 12:19

De school was inmiddels bijna uit. Hij had er zin in. Hij ging naar Hans en hij mocht ook eten in het Witte Klooster. Ze gingen buiten spelen in de hof. Maar toen zij de moeder van Hans: „Kom jongens, varkens voeren.” „Dat was dan weer jammer,” dacht John. Maar het was al weer snel voorbij, want het waren er maar een paar. Dus ze konden snel weer spelen. Maar toen moesten ze eten. En dat vond John helemaal leuk. Hij vroeg aan Hans toen ze aan tafel zaten: „Ken jij nou al die mensen?” Hans keek om zich heen met een frons in zijn wenkbrauwen en zei: „De meesten wel, maar daar zitten er twee.” Twee mannen, die kende hij niet. „Dat waren vast vreemdelingen,” dacht Hans. Hij kon het natuurlijk niet hardop zeggen, want dan zouden ze het horen.

Toen al de gasten weer weg waren, zei vader Luther: „Kom jongens, we gaan nog even zingen voordat de kleintjes naar bed moeten en ik pak mijn luit.” Met zijn grote bruine ogen kijkt hij naar de noten op het papier en de kinderen zingen al: ”Ein feste Burg”. En John was er ook nog hij had dat lied ook op school gezongen. Hij vond het een heel mooi lied. Na het zingen gingen Hans en John naar buiten. De kleintjes gingen naar bed. John vraagt aan Hans: „Zullen we verstoppertje spelen?” Ze zijn net verstoppertje en dan zien ze ineens een hond. „Hé”, zegt Hans, „dat is de hond van de buren!” „Hoe heet hij?” vraagt John? Hans zegt: „Dat weet ik niet.” Laten we hem terug brengen bij de buurman. Ze gaan naar de buurman. En zegt: „Uw hond liep bij ons.” En we zagen hem lopen op de straat. En de buurman zegt: „Als dank krijgen jullie een snoepje van mij.”

Ze bedanken hem en lopen weg. Hans zegt tegen John: „Moet jij niet naar huis?” „Ik denk dat ik over vijf minuten naar huis ga”, zegt John. Ze gaan allemaal slapen zelfs vader en moeder. Hans denkt in bed aan morgen. Misschien kunnen we morgen wel gaan knikkeren. Op school.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer