Zingen in het Zwarte Klooster
Toen ik hoorde dat mijn vriendin Magdalena ziek was, holde ik het huis uit. Hoewel ik het eigenlijk wel wist en ik nu voor de vijfde keer naar haar toe ging, rende ik harder dan de vorige keren. Ik struikelde over de stenen en viel voorover. Het kon mij niks schelen. Ik sprong overeind. Het leek wel of ik door die val nóg harder ging. Zo kwam ik snel bij het Zwarte Klooster aan.
Ondanks dat ik eigenlijk door het huis had moeten lopen, stormde ik de trap op naar haar kamer. Toen kwam haar vader plotseling om de hoek en had het niet veel gescheeld of ik was tegen hem opgeknald. De deur stond open, ik dacht dat het voor de frisse lucht was, en liep toen iets rustiger naar binnen. „Ha Lena, hoe is het met je?” vroeg ik. „Goed hoor, maar ik heb het alleen heel heet, en ik moet onder de dekens blijven liggen.” Er bewoog iets in de hoek. Ik keek opzij, maar zag niks. „Is er wat?” vroeg Magdalena. „O, niks bijzonders, volgens mij.” Opeens bewoog er weer wat! Ik liep erheen en keek. Wat ik toen zag, was wel heel raar!
„Ssssssst” , zei Magdalena. „Heb je het gezien?” Ik knikte. „Je mag hier niks over zeggen, hoor. Dat begrijp je denk ik wel”, zei ze. „Dat meisje, wat je daar zag, heeft geen ouders meer en slaapt nu bij mij op de kamer.” „Maar er is helemaal geen bed, en waarom is ze weggekropen?” vroeg ik. Magdalena zei: „Ze slaapt gewoon bij mij in bed en papa wil niet dat ze ontdekt wordt. Hand erop dat je niks zegt?” „Nou, goed dan”, zei ik terwijl ik mijn hand op die van haar legde.
Intussen had het meisje nog niks gezegd, en vroeg toen zachtjes aan Magdalena, nadat ze bij haar in bed was gekropen: „Gaan we wat zingen?” Magdalena zei: „Zou je papa willen roepen en vragen of die zijn luit mee wil nemen? Ik heb ook zin in muziek,” zei Magdalena. „Tuurlijk, voor jou wel”, en met die woorden verdween ik achter de deur.
Even later kwam haar vader, Maarten Luther, de slaapkamer in. „Zal ik even op de gang wachten?” vroeg ik toen. „Dat zal ik erg waarderen”, zei Luther. Toen stak moeder Kathie haar hoofd om de hoek van de slaapkamer. „Vind je het goed als ik meeluister?” vroeg ze. Zonder op antwoord te wachten liep ze naar binnen en sloot de deur achter zich. Ik had geen zin om afte luisteren, maar toch legde ik vanzelf m’n oor tegen de deur. „Wat wil je horen, liefkind?” klonk de stem van Luther achter de deur. „Een vaste Burg is onze God, pap,” zei vaders lieve kind. Het bleef even stil en toen begon vader Luther met trillende stem te zingen: „Ein feste burg ist unser Gott.” Toen hij met het lied klaar was, vroeg hij: „Vond je het mooi, lieve kind?” Toen zei Magdalena: „Papa, zoals u weet, vind ik het supermooi!” Ik klopte zachtjes op de deur en vroeg of ik binnen mocht komen. Gelukkig mocht het wel. „Fijn dat je even wilde wachten”, zei Maarten. Het maakt niet echt uit, want ik heb ook mee kunnen luisteren”, zei ik lachend.