Daar klinkt een stem aan ’t venster
Maarten staat op een hoek van de straat en begint te zingen. Hij moet nu alleen zingen, want zijn vrienden zijn naar huis. Dan ziet hij een man aankomen. Misschien geeft hij wat eten of geld. Maarten begint nog mooier te zingen. De man geeft wat geld en vraagt: ‘Welk jaar is het en waar ben ik?’ Maarten antwoordt: ‘Het is het jaar 1502 en u bent in Erfurt.’ De man bedankt hem en gaat weg. ‘Wat een vreemde man’, denkt Maarten. De man heeft deftige kleren aan. Hij zal wel een belangrijk beroep hebben. Dan gaat Maarten snel naar de bakker voordat hij te laat komt en niets te eten heeft. Enja, hij is te laat bij de bakker. Nu heeft hij geen brood. Hij kijkt in de vuilnisbak, maar daar zit ook niks in. Dan probeert hij het bij een huis. Even staat hij stil, dan begint hij te zingen. Hij zit nog na te denken over die man. Wat had hij vreemde kleren aan. Dat soort kleren kende hij niet. Dan gaat de deur open en hij zingt nog luider. Een vrouw komt aan lopen en zegt: ‘Wilje mee-eten?’ ‘Graag,’ zei Maarten en liep achter de vrouw aan. ‘Wat heerlijk eten,’ zei Maarten tegen de vrouw. ‘Wilje wat voor mij zingen?’ ‘Ja hoor,’ zei Maarten tegen de vrouwen hij begon te zingen. De vrouw luisterde stil. Toen Maarten weg wou gaan, zei ze: ‘Wil je hier niet blijven wonen?’ Maarten was helemaal beduusd. ‘M m mag dat dan?’ ‘Ja,’ antwoordde de vrouw vriendelijk. ‘Echt?’ ‘Ja!’ ‘Oké, ik ga mijn spullen pakken,’ zei Maarten dan toch. ‘Zal ik even meelopen?’ vroeg de vrouw. ‘Hoeft niet hoor,’ zei Maarten. ‘Ik zal de logeerkamer vast klaarmaken.’ ‘Ik ben zo terug,’ zei Maarten. Hij ging de straat op en liep naar zijn “oude huis”. Hij pakte zijn weinige spullen en liep weer terug naar zijn “nieuwe huis”. De vrouw blijkt Ursula te heten. Maarten heeft er een lied van gemaakt:
Daar klinkt een stem aan ’t venster
Van Vrouwe Ursula
Vol medelijden neemt zij
Luther in huis weldra
Hij mag van haar studeren
Hij word vroom opgevoed
Hij bidt en gaat ter biechte
Zoals een ieder doet.