Fukuyama zit er naast: vertrouwen is niet verdwenen in Nederland
Anders dan Francis Fukuyama (RD 15-9) wil doen geloven, wordt Nederland niet gedomineerd door wantrouwen, stellen dr. Tom van der Meer en prof. dr. Paul Dekker. Het zou goed zijn als we dat zelf weer gingen geloven.
Anders dan vroeger ontbreekt het op dit moment in Nederland aan vertrouwen van burgers in de overheid en in elkaar, aldus politiek filosoof Francis Fukuyama vorige week. Journalisten onderschrijven deze conclusie. Zo constateert deze krant: „Vertrouwen is wel het laatste waar de Nederlandse samenleving van vandaag door wordt getypeerd.”
Maar waar is de pessimistische diagnose van Fukuyama eigenlijk op gebaseerd? Een snelle rondgang langs nationaal en internationaal enquêteonderzoek leert iets heel anders: het vertrouwen is in Nederland niet structureel gedaald en ons land behoort nog altijd tot de meest vertrouwende landen ter wereld.
Laten we eerst eens kijken naar het vertrouwen dat we hebben in onze medeburgers. Volgens de European Social Survey is dit ”sociale vertrouwen” sinds 2002 gestegen, en scoort Nederland in 2008 een mooie vijfde plaats in een rij van 29 Europese landen. Alleen de vier Scandinavische landen scoren beter. Volgens de European Values Study is het sociale vertrouwen in Nederland tussen 1981 en 2008 elk decennium gestegen. In de World Values Study van rond 2005 staat ons land zevende van 57 landen wereldwijd. Frequent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat voor de afgelopen jaren geen daling van het sociale vertrouwen zien. Kortom, Nederlanders hebben veel vertrouwen in hun medeburgers.
Voor het vertrouwen in onze politieke instituties is het verhaal iets gecompliceerder omdat het de laatste jaren nogal fluctueert. Er zijn hoge toppen (zoals eind 2001 na 11 september, in 2007 tijdens de wittebroodsweken van het kabinet-Balkenende IV en in 2008 na de overname van ABN) en langere afdalingen (2002-2004 na Fortuyn; vanaf medio 2009 door toenemende spanningen tussen de coalitiepartijen). Van een structurele daling van het vertrouwen in politieke instituties is vooralsnog geen sprake. Internationaal doen we het ook nog altijd goed: bij vertrouwen in het parlement eindigde Nederland in 2008 volgens de European Social Survey als zevende van 29 Europese landen en eind 2009 volgens de Eurobarometer als zesde van de 27 EU-lidstaten.
Op basis van de beschikbare enquêtegegevens kunnen we Nederland onmogelijk kwalificeren als een ”low trust society”. Het politieke vertrouwen toont schommelingen maar geen daling. Het sociale vertrouwen is internationaal bijzonder hoog en eerder gestegen dan gedaald.
Fukuyama zit er dus naast. Maar niet alleen hij. Voor veel Nederlanders heeft Nederland tegenwoordig de gevoelstemperatuur van een low trust society. Waarom is dat? Twee verklaringen lijken ons hier van belang.
Ten eerste hebben mensen de neiging om het verleden in een gouden gloed te zien. Vroeger ging het beter, en het zal in de toekomst alleen maar slechter worden. Dergelijk pessimisme over de ”verhuftering” van de samenleving is al heel vaak aangetroffen, en allerminst beperkt tot Nederland. Het trof ons in eigen onderzoek van eind 2009 dat dezelfde ondervraagden in meerderheid minstens zulke goede rapportcijfers gaven aan de Nederlandse samenleving en politiek als één of twee jaar eerder, maar toch ook in meerderheid van mening waren dat diezelfde samenleving en politiek achteruitgegaan waren.
De tweede reden waarom het maatschappelijke klimaat kouder aanvoelt, is de politisering van het wantrouwen. Ook al is het wantrouwen jegens de politiek de afgelopen tien jaar niet structureel toegenomen, het krijgt wel meer aandacht dan ooit. Wilders’ PVV is een uitgesproken anti-establishmentpartij die haar opvattingen koppelt aan diskwalificatie van zittende bestuurders. De kiezers van de PVV scoren laag qua sociaal en politiek vertrouwen en uitermate hoog op allerlei indicatoren van politieke onvrede: het is met afstand de meest wantrouwende groep kiezers van Nederland. Dit betekent niet dat de PVV het wantrouwen tegen de politiek aanwakkert, wel dat ze een bijzondere aantrekkingskracht uitoefent op ontevreden en wantrouwende burgers. Deze groep krijgt de laatste jaren meer media-aandacht dan ooit tevoren.
Daardoor kan makkelijk de indruk worden gewekt dat het vertrouwen van een groeiend aantal Nederlanders in hun medeburgers en de politiek verdwenen is, maar dat is slechts schijn. We hebben nog altijd de neiging elkaar en de overheid te vertrouwen en vormen, anders dan Fukuyama denkt, nog altijd een high trust society. Het zou voor de stemming in het land goed zijn als we daarin ook zelf weer gingen geloven.
Dr. Tom van der Meer is als onderzoeker verbonden aan het departement politicologie van de Universiteit van Amsterdam. Prof. dr. Paul Dekker is onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en hoogleraar civil society aan de Universiteit van Tilburg.