Onrust in Marokko, dus christenen het land uit
Gillend renden ze rond, de kinderen van het opvanghuis in de Marokkaanse bergen. Intussen verdween de bus met hun christelijke pleegouders uit het zicht – wellicht voorgoed. Overgebleven christenen in Marokko houden de adem in, bang voor een nieuwe periode van bedreiging en onderdrukking.
Het lijkt een routinecontrole zoals alle andere, het bezoek van de Marokkaanse procureur en zijn mannen. Lovend laten ze zich begin deze maand uit over de situatie in het Village of Hope, een opvangcomplex bij het kleine dorpje Aïn Leuh in het Midden-Atlasgebergte. De 34 pleegkinderen ogen goed verzorgd, de administratie blijkt op orde en de school presteert goed. „U hebt het prima voor elkaar hier”, laat de procureur weten als hij maandag 8 maart afscheid neemt van Herman Boonstra, de Nederlandse Village of Hopedirecteur.Boonstra en zijn medewerkers halen opgelucht adem. Tot een uur later een agent in burger binnenstapt. „Ik heb slecht nieuws voor u. U moet allemaal vertrekken.” Twee hoge functionarissen van de geheime dienst bevestigen even later het bericht van de agent. „Je hebt tot vanavond, dan moet je weg zijn.”
„Toen stortte onze wereld in”, zegt een geëmotioneerde Boonstra vanuit Gibraltar, waar hij sinds die zwarte maandag verblijft. „Ik heb meteen al onze medewerkers bij elkaar geroepen. Intussen hebben de autoriteiten het nieuws aan de kinderen op school verteld. Die renden in paniek uit school en klampten zich vast aan iedere volwassene die ze konden vinden.”
Een van Boonstra’s pleegkinderen keert volledig in zichzelf, een ander staat te schoppen en te trappen tegen de deur. „Papa, je moet niet gaan!” schreeuwt een ander. Boonstra, schreeuwend als hij eraan terugdenkt: „Hij stopte zijn spullen in mijn koffer, hij wilde mee!”
Drie uur de tijd krijgt de Village of Hopedirecteur. Intussen wordt het donker. Boonstra rent naar de garage om wat spullen te halen. De kinderen rennen mee, ze klampen zich vast aan zijn broek. Het is noodweer en tot overmaat van ramp valt het licht uit. „Ik waande me in een sciencefictionboek van H. G. Wells.”
Wat neem je mee op zo’n moment en wat laat je achter? „Ik stond voor de kast met kleren van mijn vrouw die op dat moment niet in Marokko was, en ik dacht alleen maar: ik wil dit niet. Ik wil nu bij mijn kinderen zijn, met hen op de bank zitten. Mijn dochter belde op uit Zuid-Spanje en zei tegen me: Pa, je moet dit en dat meenemen. Zo heeft ze me erdoorheen geloodst.”
Boonstra zet vervolgens zijn pleegkinderen op de bank en begint te praten. „Wat ik nu ga zeggen, kan ik jullie misschien nooit meer vertellen. Maar het kan je altijd helpen in je leven.” Het wordt doodstil. Boonstra begint zijn verhaal, „over hoe je tóch blij kunt zijn als alles om je heen donker is.”
Maar het verhaal komt niet af. Het is tijd; de politie komt binnen om hem op te halen. Hij zegt de kinderen toe het verhaal later op te sturen en loopt dan verdoofd het huis uit. „De kinderen trokken aan mijn koffer, liepen mee de spoelende regen in. Gegil en geschreeuw klonk over het hele terrein.”
Islamitisch fundamentalisme
Ze zijn letterlijk en figuurlijk het kind van de rekening, de jongens en meisjes van Village of Hope. Dat die rekening gepresenteerd wordt na tien jaar zonder grote problemen, ligt waarschijnlijk niet zozeer aan het feit dat de kinderen verhalen uit de Bijbel hoorden, dan wel aan het feit dat extreme islamitische groepen zich roeren en daarmee voor onrust zorgen.
Dat probleem speelt breder: een heropleving van het islamitisch fundamentalisme overspoelt de hele Arabische wereld de laatste decennia. Marokko, een van oudsher gematigd islamitisch land, plukt daar mede de wrange vruchten van. De overheid treedt enerzijds hard op tegen de terreurdreiging die van sommige salafistische groepen uitgaat, maar wil hen anderzijds ook tevreden stellen.
Hoe doe je dat? Door de groepen aan te pakken waartegen radicale salafisten zich keren: sjiieten en christenen. Zij lijken in veel gevallen de ideale zondebok: door hen te offeren kan de broze vrede worden bewaard.
Zo kan het dat na tien jaar van de ene op de andere week een opvanghuis met christelijke pleegouders wordt opgerold. „Een heleboel dingen in Marokko kunnen heel lang, zolang je er maar niet over praat”, zegt Marokkokenner en voormalig universitair hoofddocent Noord-Afrikaanse geschiedenis Herman Obdeijn. „Maar komt er iets in de pers, dan wordt men opeens heel orthodox in de leer.”
Dat ervaren ook sjiitische moslims in het soennitische Marokko. De kleine minderheid van sjiieten zou haar geloofsrichting actief hebben uitgedragen in het land. Niet alleen werden tal van sjiieten daarop het land uitgezet, ook verbrak Marokko de officiële banden met Iran – de bakermat van het sjiisme. Reden: ook de sjiieten verstoorden de fragiele eenheid op geloofsgebied.
Daarbij komt dat sinds januari een nieuwe minister van Justitie is aangetreden: Mohamed Naciri. „Dat zou een diehard zijn die misstanden voortvarend wil aanpakken”, zegt Obdeijn.
Braafste jongetje
Maar minister Naciri kan onmogelijk op eigen houtje besloten hebben om acties tegen christenen te beginnen. Obdeijn is ervan overtuigd dat koning Mohammed VI van Marokko weet van de uitzettingen. „Dit soort zaken, met repercussies op internationaal niveau, kunnen niet gebeuren zonder dat de koning ervan weet. Er moet een risicoanalyse gemaakt zijn, want Marokko is bijzonder gevoelig voor negatieve publiciteit in het buitenland. Bovendien wil Marokko toch graag het braafste jongetje van de Arabische klas zijn, met allerlei hervormingen op onder meer het gebied van vrouwenrechten.”
Het verwondert Obdeijn dan ook dat de overheid zo massaal tot actie is overgegaan. Er moet behoorlijk wat pressie zijn geweest op de regering. Waarschijnlijk is de gedachte geweest dat hiermee bepaalde radicale groepen in het binnenland tevreden gehouden worden, en dat de storm in het buitenland op de koop toe is genomen.”
Die schets herkennen de medewerkers van Open Doors, een stichting die op de bres staat voor vervolgde christenen en ook in Marokko actief is. „De overheid wil duidelijk alles doen om de rust in het land te bevorderen. De nieuwe minister kan dan een goede extra aanleiding zijn”, zegt Klaas Muurling van Open Doors.
Daarnaast ziet Muurling nóg een mogelijke aanleiding voor de recente uitzettingsacties: „De kerk in Marokko groeit. Ik weet alleen niet hoe sterk die groei is, maar je kunt erop rekenen dat de overheid dat heel goed in de gaten houdt.”
In de Open Doorsranglijst van landen waar christenen worden vervolgd, staat Marokko op de 37e plaats. Muurling kan zich voorstellen „dat Marokko op de volgende lijst flink zal stijgen. Wat voor gevolgen heeft dit, ook voor lokale christenen? Je moet er niet aan denken dat de kerk in Marokko alleen nog maar ondergronds verder kan.”
Zwaardje
Desondanks gaat de verspreiding van het Evangelie nog altijd door. Er zijn nog steeds buitenlandse christenen in Marokko. Vrijwel allen werken ‘als tentenmaker’: ze voorzien zelf in hun onderhoud met een regulier beroep en verspreiden daarbij het Evangelie.
De overgebleven christenen zijn geschrokken en woedend over wat er is gebeurd, zegt ‘tentenmaker’ John Brown onder een schuilnaam vanuit Marokko. „Ik weet hoeveel inspanning het kost om in deze maatschappij als buitenlander ook maar iets op te bouwen. En dat wordt na twaalf jaar hard werken en stress in één klap, zonder vorm van proces, afgenomen.”
Brown raakte bij de recente uitzettingsgolven vijftien bevriende echtparen kwijt. „Dat komt hard aan. Toen ik het hoorde, heb ik met het houten zwaardje van mijn zoon uit boosheid mijn bankstel bewerkt. Maar dat duurde niet lang. Al gauw kwam in mij op hoe Jezus tegen Petrus zegt dat hij het zwaard weer in de schede moet stoppen, want wie het zwaard opneemt, zal erdoor vergaan. Ik heb toen bewust het zwaard genomen en het begraven in de kussens van de bank en heb mij neergelegd bij de wil van God. Hij is er ook niet op los gaan houwen toen de aardse autoriteiten op Zijn Zoon afkwamen en Hem met geweld arresteerden.”
Brown trekt, zoals meer betrokkenen, een vergelijking met de situatie in Europa. „Als de Europese overheden op dezelfde manier met hun allochtone moslimbevolking zouden omspringen, denk ik dat we een klein burgeroorlogje kunnen verwachten. Ik ben bang dat de Marokkanen in Europa hun bankstel niet zouden gebruiken om er zich op af te reageren, laat staan er hun zwaardjes in te begraven.”
Dat gewapend verzet geen optie is voor christenen, was ook voor Village of Hopedirecteur Herman Boonstra meteen duidelijk toen hij zijn kinderen alleen moest laten in de invallende Marokkaanse duisternis. „Er stonden buiten allemaal politiewagens met zwaailichten en ambulances. Ze dachten blijkbaar dat we misschien zouden gaan vechten. Maar we hebben direct gezegd: Dit willen we aanvaarden in de Geest van Christus. Ook al weet nog niemand de uiteindelijke uitkomsten.”
Golf van uitzettingen na ‘bekeren’ moslims
December 2009. Vijf vermeende zendelingen worden in één keer de Marokkaanse grens overgezet. Ze zijn opgepakt vanwege „proselitisme”: het actief proberen te ‘bekeren’ van moslims. Tot dan toe komen uitzettingen van buitenlandse christenen in Marokko weliswaar regelmatig voor, maar lang niet zo vaak als sinds dit jaar.
Vooral deze maand worden records geboekt. Begin maart worden opnieuw vijf christenen uitgezet, en nauwelijks een dag later zo’n twintig, onder wie zeven Nederlanders. Zij zijn allen betrokken bij het Village of Hopeproject. Daarnaast krijgen veertig Amerikanen die tijdelijk buiten Marokko verblijven, te horen dat ze nooit meer terug hoeven komen.
De buitenlanders worden allemaal van hetzelfde vergrijp van proselitisme beticht. Dat is bij wet verboden in Marokko. In het geval van Village of Hope in Aïn Leuh ontkent directeur Boonstra overigens ten stelligste dat sprake is van proselitisme. De 34 kinderen in de opvanghuizen leefden in christelijke gezinnen, waaronder dat van Boonstra en zijn vrouw. In die hoedanigheid hoorden ze uit de Bijbel lezen en deden ze mee met de gebeden. Ze gingen echter naar een islamitische school, aldus de directeur. „Ze konden zelfs hele hoofdstukken uit de Koran opzeggen. We zijn gekomen om de liefde van God uit te dragen, niet om mensen te bekeren.”
De pleegkinderen komen veelal uit buitenechtelijke huwelijken of zijn het gevolg van prostitutie en verkrachtingen. Hun pleegouders beschouwden ze als hun vader en moeder. Onduidelijk is wie nu voor hen gaat zorgen. Boonstra heeft zich in een emotionele oproep tot de Marokkaanse koning Mohammed VI gericht met het verzoek om de uitzettingen terug te draaien.
Marokkaanse christenen voelen de bui al hangen
Nu veel buitenlandse christenen zijn uitgezet, vrezen lokale Marokkaanse christenen dat zij de volgende zet zijn in het schaakspel van de overheid. Veel huisgemeenten durven al niet meer samen te komen.
Over het hele land komen meldingen binnen de laatste weken van een intense activiteit van de geheime diensten. „Zelfs de militaire geheime dienst is ingezet en dat gebeurt alleen als de stabiliteit van de maatschappij in gevaar is”, constateert de anonieme buitenlandse christen John Brown in Marokko.
Volgens hem wachten veel Marokkaanse christenen in spanning af wat er met hen gaat gebeuren „als de overheid klaar is met de allochtone christenen. Velen worden nu al ondervraagd en onder druk gezet om namen door te geven van christenen van buitenlandse afkomst. Ook is de geheime dienst op zoek naar autochtone christenen die nog maar net tot geloof zijn gekomen, om die dan vervolgens onder druk te zetten. Vaak gebeurt dat door familie en buren in te schakelen.”
De Marokkaanse christen Fouad Mouhsine uit Fes ervaart dat aan den lijve. Hij wordt regelmatig opgepakt en ondervraagd, laat hij desgevraagd per e-mail vanuit Marokko weten. „Die ondervragingen duren soms uren en zijn natuurlijk illegaal. Volgens de wet mag de Marokkaanse politie dit helemaal niet doen.”
„We voelen de druk nu zo sterk, dat de meeste huisgemeenten op dit moment niet meer samen durven komen”, zegt Mouhsine. „Als je ziet wat de overheid heeft gedaan met de buitenlanders die nog wel de bescherming van hun ambassades hebben, dan kunnen ze hetzelfde of erger doen met ons, lokale christenen. Dat kan heel concreet gevangenschap betekenen voor Marokkaanse christenen, met een duur tussen de drie maanden en drie jaar.”
Veel christenen zijn echter in de afgelopen tien jaar van relatieve vrijheid een stuk moediger geworden. Een aantal van hen is zo moedig, dat ze de tijden van ondervraging aangrijpen als een kans om de dienstdoende geheime agenten het Evangelie te verkondigen, weet tentenmaker Brown.
Hij denkt dat de overheid uiteindelijk het tegenovergestelde bereikt van wat ze probeert te bewerken. „De christenen in Marokko moeten nu eindelijk het huis uit en op eigen benen leren te staan. Papa en mama zijn weggestuurd en kunnen niet meer voor hen zorgen. Wat je nu ziet, is dat de Marokkaanse christenen zélf hun verantwoordelijkheid nemen. Mede ook door de angst en het gevoel dat ze samen sterk staan, verenigen ze zich, om zich te kunnen weren tegen deze plotselinge en brute dreigingen vanuit de overheid in Rabat. Een dezer dagen wordt een overkoepelende organisatie opgericht van alle Marokkaanse christenen in de hele wereld. De kerk in Marokko zal niet verdwijnen.”