De Waarheidsvriend/Gezinsgids
„Gastvrijheid is een kernbegrip in het grote huisgezin van God, de gemeente. Iedereen is welkom. Maar ze is net zo belangrijk in de kleinere eenheden van de gemeente, de gezinnen. Het gezin is het centrum van de geloofsoverdracht: kinderen horen van hun ouders wie God is en wat Hij voor hen heeft gedaan. In het gezin leren kinderen van hun ouders ook om het geloof in de praktijk te brengen, hoe we vanuit die liefde van God met elkaar omgaan en wat we kunnen betekenen voor onze naaste. Daar hoort gastvrijheid voluit bij.
Dat betekent dat we openstaan voor anderen in onze omgeving: vrienden en kennissen, maar ook de buren of mensen die door God op een of andere manier op onze weg geplaatst worden. Openstaan voor mensen die een beetje van onze tijd en aandacht vragen omdat ze dat gewoon nodig hebben, die mogen delen in de warmte van ons huis en de gezelligheid van een kopje koffie of een gezamenlijke maaltijd.Maar laten we ons eens eerlijk afvragen hoe gastvrij we eigenlijk zijn. Staan ons huis en ons hart echt altijd open voor anderen? Of is dat alleen maar op momenten dat het ons uitkomt, voor mensen die wij aardig vinden of die net zo denken als wij? Misschien moeten er wel dingen in onze basishouding veranderen, misschien is dit de gelegenheid om daadwerkelijk aan de gang te gaan met het begrip gastvrijheid. Want we moeten goed beseffen dat wij het als ouderen aan onze kinderen leren, dat ouders ook op dit gebied in onze manier van doen een voorbeeld zijn voor hun kinderen.
Om gastvrij te zijn hoeven we ons echt niet in allerlei bochten te wringen. Laten we maar beginnen met gericht naar andere mensen in onze naaste omgeving te kijken: wie zijn ze, waar zitten ze mee, wat kan ik mogelijk voor hen betekenen? En bedenk daarbij: God maakt gebruik van mensen, Hij gebruikt onze handen als Zijn handen.”
GezinsGids
Is internet een goed middel om te evangeliseren? Jan Jaap Karsten stelt op de jongerenpagina van de GezinsGids de vraag. Hij weet zelf het antwoord niet.
„Evangeliseren via internet en e-mails is in. Maar ik vraag me af of die mailtjes aansluiten bij alles wat er over het algemeen via mail wordt aangeboden.
Zo kreeg ik van de week een mailtje waarin in het Engels aan me duidelijk werd gemaakt dat mijn verre, verre oudoom in Canada een erfenis te vergeven had. Via via had de afzender van de e-mail mijn adres opgespoord om mij aan te wijzen als erfgenaam. Of ik maar even mijn precieze gegevens wilde opsturen, inclusief mijn bankrekeningnummer. Ja, ja. (…)
Eind 2009 kreeg ik een mailtje over een meisje dat met haar familie reeds twaalf jaar in Nederland woonde, maar nu toch zou moeten vertrekken naar Iran, waar hun de doodstraf wachtte omdat ze ‘afvallig’ waren geworden. Nog net op tijd, voor ik in mijn ”ja-ja-en-tuurlijk-reflex” op de deleteknop kon drukken, realiseerde ik me dat ik het meisje in kwestie kende, dat ze naar de school gaat waar ik werk en dat het mailtje maar al te zeer op waarheid berustte. Ik had op school al een petitie getekend. Oeps.
Door alle onzin die er via internet (en helaas ook via mail) op je afkomt en waartussen je zelf de waarheid moet zien te vinden, ontwikkel je als het goed is een houding waarbij alles wat je niet aan het zoeken bent, als water van je afglijdt. De vraag is nu (en ik weet het antwoord niet) of het internet wel, zoals velen graag zeggen, een goed middel is om te evangeliseren. Je bereikt natuurlijk makkelijk en snel mensen en wie weet neemt iemand het serieus. Daar staat tegenover dat het Evangelie op internet zich presenteert tussen veel bedenkelijke buren en ten tweede dat mensen (doordat ze ten opzichte van het internet eenzelfde reflex hebben als ik) het kostbare Evangelie meteen scharen bij de onzinverhalen.
Zie je: dat krijg je er nu van. Nu weet ik het ook niet meer.”