"De gemeenteraad? Allemaal gekakel"
Met 54,94 procent zit Binnenmaas net boven het landelijke opkomstpercentage bij de gemeenteraadsverkiezingen. Toch gingen woensdag in de Zuid-Hollandse gemeente een kwart minder mensen naar de stembus dan vier jaar geleden. Verslag vanuit kerkdorp ’s-Gravendeel.

Visboer Ed Bok installeert zijn kar voor de vrijdagse handel. Hij heeft niet gestemd deze week. „Geen zin, geen tijd, zonde van m’n energie. Ik ben één keer naar de stembus geweest; in de tijd van Pim Fortuyn. Daarna nooit meer. Ik ga alleen als er een partij komt die het licht heeft gezien. Politiek boeit mij nul komma nul. De gemeenteraad? Allemaal gekakel. Een eigen partij beginnen? Alsjeblieft niet, dan moet ik hele dagen binnen zitten.”Corrie Diallo, vaste klant van Ed, wacht buiten in de kou tot de olie binnen warm is. „Natuurlijk heb ik gestemd: D66. De meest linkse partij hier. Landelijk stem ik SP, maar die kennen we niet in Binnenmaas. Niet stemmen vind ik dom. Je hebt dat recht gekregen, dus moet je het ook gebruiken. Aan de andere kant begrijp ik wel dat hier minder mensen zijn gaan stemmen. Sinds de herindeling is ’s-Gravendeel zichzelf niet meer. De plaatselijke politiek staat op grote afstand; daardoor volg je de ontwikkelingen minder.”
Een lichtblauwe Mercedes –model dertig jaar geleden– rijdt voor. Jaap de Groot stapt uit. Hij is niet wezen stemmen. „De reden is privé. Op 9 juni ga ik wel. Ik heb altijd CDA gestemd, maar dit keer wordt het Wilders. Hij ziet als enige dat het hele land te gronde gaat. Een voorbeeld? Kerk na kerk wordt afgebroken en wat komt ervoor in de plaats? Moskee na moskee.”
Rinie Kranendonk (19) voegt zich in de rij voor de viskar. „Ik heb voor het eerst gestemd: VVD. Die partij heeft een goeie mening over meer recreatiemogelijkheden in Binnenmaas. Dat vind ik belangrijk. Ik zie dat veel jongeren op straat rondhangen. Er moet meer te doen zijn voor de jeugd.”
Niet in verdiept
Een passerende moeder met twee kinderen –„hou het kort”– liet haar stemkaart ongebruikt. „Ik heb me er dit keer totaal niet in verdiept. Ik vind het allemaal wel prima gaan hier.” Een oudere man met boodschappentas: „Ik heb er geen behoefte aan te stemmen. Ze zoeken het maar uit.” Weg is hij.
Een refodame –„doe maar zonder naam”– haalt haar fiets van het slot. „Natuurlijk heb ik gestemd. SGP. Ik vind het niet goed als mensen niet stemmen. Je moet kleur bekennen. Ik ga altijd stemmen, ook bij de Europese verkiezingen. Maar ja, misschien is dát wel niet goed...” Ook L. Valk, mét pet, is SGP-stemmer. „Mensen klagen veel, maar, zeg ik: dan moet je je stem laten gelden. Het volk krijgt de regering die het verdient.”
Rob Veldhuijzen, eigenaar van tassenzaak Hoeksche Outlet, stemde zelfs drie keer. „Ook voor m’n zus en zwager. Op het stembureau waren ze blij. Door deze drie stemmen ging het opkomstpercentage over de helft.” De VVD’er deelt de mening van de SGP’er: „Wie niet stemt, moet geen commentaar leveren.”
Hugo van Berkel bleef woensdag thuis. „Ik heb niet zo veel met politiek; het maakt me allemaal niet zo veel uit. Als ik stem, stem ik landelijk. ’t Gaat wel goed hier, niks te klagen.” Mevrouw Hitzert gebruikte het rode potlood wel. Om een speciale reden. „Mijn man is vier jaar geleden overleden. Hij ging altijd stemmen. Ik vind politiek niet zo belangrijk, maar ik heb gestemd uit respect voor hem.”
Opgeschoven
Een man duwt moeizaam een volgeladen winkelwagen voor zich uit. „Voor het bejaardenhuis”, wijst hij op de boodschappenberg. „Of ik gestemd heb? Nou en of. GroenLinks.” Hij lacht steels. „U bent van het RD? Ik kom ook uit ultrarechtse kring: gereformeerd vrijgemaakt. Ben nu ultralinks. Beetje opgeschoven, zogezegd. Maar ik ga nog steeds naar de kerk; ben erg oecumenisch ingesteld. De eenheid van christenen gaat me ter harte.”
Voor Van Keulen –„ik woon hier al veertig jaar”– is het geen vraag of een mens moet stemmen. „Natuurlijk. Je wilt toch je eigen vertegenwoordigers kiezen? Ik ben voor stemplicht; hebben we ooit gehad, maar die is helaas afgeschaft. Dat veel minder mensen in Binnenmaas naar het stembureau zijn gegaan, verbaast me niet. De mensen zijn het vertrouwen in de politiek een beetje kwijt, vooral de landelijke politiek.” Hij wijst om zich heen: „Hier gaat alles wel goed.”
Anton Goeree (30) bestrijdt dat. „Jarenlang is het bestuurlijk en financieel bij de afvalverwerking een puinhoop geweest. De verantwoordelijke wethouder deed er niets aan. Zo gaat het vaak. Er is een probleem en er wordt van vier kanten aan getrokken. Waar blijft het liggen? Precies, in het midden. Er gebeurt dus niks. Landelijk is het niet veel beter. De hoge heren maken alleen maar ruzie. Het is een losgeslagen bende.”
Hoogst opmerkelijke opkomst
Historisch laag was de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen. Zorgelijk? Het is maar net hoe je het bekijkt. Als je bedenkt dat in gemeenten de meeste dingen goed geregeld zijn, dat de stoeptegels recht liggen, „dan is het toch leuk dat nog zo veel mensen zijn gaan stemmen.”
Lokale verkiezingen trokken eind jaren zeventig en halverwege de jaren tachtig nog ruim 73 procent van de kiezers naar de stembus. Dat percentage daalde sindsdien gestaag naar een historisch dieptepunt bij de gemeenteradsverkiezingen van afgelopen woensdag: 53,6 procent. Een daling van 5 procent ten opzichte van vier jaar geleden.
Verklaringen voor de afnemende belangstelling zijn er legio. Bij velen is bijvoorbeeld het vertrouwen in de politiek afgenomen, stelt universitair hoofddocent bestuurskunde dr. L. Schaap van de Universiteit van Tilburg. De recente, tumultueuze val van het kabinet is daar mede debet aan, denkt hij.
Prof. dr. A. F. A. Korsten, hoogleraar bestuurskunde aan de Open Universiteit, tekent daarbij aan dat de kabinetsval velen wel heeft gealarmeerd dat er verkiezingen aankwamen.
Schaap en Korsten stellen verder dat de verschillen tussen partijen lokaal vaak zo klein zijn, dat het voor kiezers lastig is om een keuze te maken uit het soms royale aanbod. Beiden noemen ook als verklaring dat gemeenteraadsverkiezingen doorgaans minder urgent zijn en er minder toe doen dan landelijke verkiezingen. Lokale vraagstukken brengen minder mensen op de been dan landelijke.
Korsten, tevens bijzonder hoogleraar bestuurskunde van de lagere overheden aan de Universiteit van Maastricht, ziet daarnaast dat de groep mensen die de opkomstplicht nog hebben meegemaakt en daardoor gewend zijn te gaan stemmen, snel kleiner wordt. Ook verwijst hij naar de weinig spannende lokale verkiezingscampagnes. „Dat is vaak spiegeltjes- en kraaltjeswerk, vooral gericht op opkomstbevordering bij de eigen achterban.”
De Limburgse hoogleraar benadrukt dat de lage opkomst vooral een probleem is in steden, waar relatief veel allochtonen, lager opgeleiden, werklozen en jongeren wonen. De opkomst in plattelandsgemeenten (vaak rond de 70 procent) noemt hij daarentegen „puik.”
Instemmingsrecht
Hoewel hun verklaringen voor de dalende opkomst sterk overeenkomen, zijn Schaap en Korsten het niet eens over de oplossing om de opkomst op te krikken. Schaap pleit voor „onderhoud aan het 19e-eeuwse democratische stelsel.” Voer een direct gekozen burgemeester in, organiseer referenda en geef burgers niet alleen inspraak maar ook instemmingsrecht, zegt hij.
Zijn Limburgse collega verwacht daar niet veel van. „In Frankrijk hebben ze al meer directe democratie, maar het vertrouwen in de politiek is er niet hoger, noch de opkomst.”
Nederland doet het overigens niet slecht vergeleken met het buitenland, stellen beide bestuurskundigen. In België is een opkomstplicht, waardoor bijna iedereen gaat stemmen. In de Scandinavische landen komt ook nog 70 tot 80 procent van de mensen naar de stembus. Maar in Groot-Brittannië slechts 25 procent en in de VS is het niet veel beter.
Hier en daar klinken inmiddels wel bezorgde geluiden over het dalende opkomstpercentage in Nederland. De legitimiteit van de gekozen volksvertegenwoordigers zou worden aangetast. „De kiesdeler kan theoretisch gezien dalen tot één stem”, stelt Schaap. „Maar”, constateert hij, „hoewel de meeste partijen zich verbaal zorgen maken over het geringe aantal mensen dat komt stemmen, doen ze er in de praktijk niet veel aan.”
Korsten reageert laconiek. „We beleven nog geen desastreuze situaties.” Integendeel. Hij noemt het „hoogst opmerkelijk dat nog zo veel mensen de moeite nemen om hun stem uit te brengen.” De verschillen tussen partijen zijn lokaal maar klein en in de meeste gemeenten ziet de openbare ruimte er verzorgd uit. Alle stoeptegels liggen recht, het huisvuil wordt steeds opgehaald. „Eigenlijk is het dus verrassend dat mensen gaan stemmen terwijl alles al goed geregeld is.”
Als je je realiseert dat gemeenten op veel terreinen slechts fungeren als uitvoeringsloket van de rijksoverheid, „is het toch leuk dat nog ruim de helft van de mensen is opgekomen.”
Goed verhaal
Dat zovelen de stembureaus bezoeken, verklaart hij vanuit burgerbesef. „Je hoort toch van je rechten gebruik te maken.” Sociale druk vanuit de naaste omgeving speelt ook mee. „Je kent een kandidaat, bijvoorbeeld via de voetbalvereniging, en daar stem je dan op.” Ook speelt mee dat mensen vrezen dat ze het recht verliezen om mee te praten over de lokale politiek als ze niet gaan stemmen.
Nee, Korsten maakt zich veel meer zorgen om de landelijke politiek. „Hebben de partijen straks een goed verhaal over de grote bezuinigingen die nodig zijn? En slagen ze erin om het daarover eens te worden? Dat is op dit moment de belangrijkste vraag.”