„Shoppen op zondag heeft iets verwends”
Voor het eerst en hoogstwaarschijnlijk voor het laatst sprak SGP-Kamerlid Van der Vlies donderdagavond vanuit het ministersvak de Kamer toe. „Het komt goed met dat pak melk van u. We maken samen een organisatieplan.”
Van der Vlies, met ruim 28 dienstjaren in de Kamer met afstand de nestor van het parlement, maakte donderdagavond zijn debuut in vak-K, de plek waar normaal bewindslieden verantwoording afleggen over hun beleid.Hij deed dit om het initiatiefwetsvoorstel te verdedigen dat hij samen met SP-Kamerlid Gesthuizen heeft ingediend en wat een einde moet maken aan het misbruik dat gemeenten maken van de Winkeltijdenwet door met een dubieus beroep op toeristische aantrekkingskracht extra koopzondagen toe te staan.
De exercitie leek al bij voorbaat kansloos. Zoals verwacht schaarden de coalitiepartijen zich achter het minder verstrekkende voorstel van minister Van der Hoeven van Economische Zaken. Wel steunen CDA, PvdA en CU een amendement van SGP en SP waarmee een onderdeel (zie voorpagina) uit het strengere initiatief wordt ‘ingefietst’ in dit kabinetsvoorstel.
De overige oppositiepartijen (VVD, PVV, D66 en GroenLinks) zien liever dat de vrijheid voor winkelopening op zondag wordt verruimd in plaats van beperkt. De huidige Winkeltijdenwet houdt volgens hen geen gelijke tred met veranderingen in de maatschappij.
Van der Vlies betoogde echter dat het verzet tegen het misbruik van de koopzondag verre van een „christelijk stokpaardje” is. „De gave van een wekelijkse collectieve vrije dag is voor iedereen van groot belang.”
De SGP-voorman, die na nieuwe verkiezingen hoogstwaarschijnlijk niet zal terugkeren in de Tweede Kamer, verweet GroenLinks, dat pleit voor een volkomen vrijheid voor gemeenten om koopzondagen te bepalen, te zijn verworden tot een „zijtak van het liberalisme.” Hij vroeg fractievoorzitter Halsema, die vorig jaar in een boek een aanklacht optekende tegen het consumentisme, waarom de houding van haar partij tegenover de ongebreidelde koopzondag „dan zo weinig kritisch” is.
Halsema wierp Van der Vlies op haar beurt voor de voeten dat ze het raar vindt dat, als het aan SGP en SP ligt, je op zondag na een toeristisch bezoek aan een molen wel „een miniatuurmolentje” mag kopen in een naastgelegen toeristenwinkel, maar „geen pak melk” bij een supermarkt. „Terwijl dat toch duidelijk een belangrijker levensbehoefte is.”
Volgens Van der Vlies is het echter eenvoudig je leven zo in te richten dat een pak melk niet op zondag hoeft te worden gekocht. Toen PVV-Kamerlid Graus protesteerde dat dit hem „vanwege zijn drukke werkzaamheden” vaak niet lukt, riposteerde Van der Vlies: „Met uw pak melk op zondag komt het helemaal goed. Ik maak met u een organisatieplan.”
Gesthuizen betoogde dat de voorvechters van een vrije koopzondag geen oog hebben voor de belangen van middenstanders en winkelpersoneel. „Consumenten die op zondag willen winkelen vergeten de offers van de mensen die hen moeten bedienen. Dat heeft iets verwends.”
Tegenover D66-Kamerlid Van der Ham, die ervoor pleitte om ook winkelen als toeristische activiteit aan te merken, betoogde ze dat aan winkelen niets toeristisch is. „Dan ben ik zeker ook een avondje uit wanneer ik ’s avonds mijn boodschappen doe.”