Een preek over het martelaarschap
”Preek van Albertus Magnus opgeduikeld”, zo meldde de Leeuwarder Courant deze zomer prominent. Onderzoeker Guus Bary toont zich ook enthousiast over de in Leeuwarden gehouden preek. „Maar met het vertalen ervan ben ik nog wel even bezig.”
„De tekst is zó moeilijk”, verzucht Bary, terwijl hij een kopie van de in het Latijn opgestelde preek laat zien. „Hij is geschreven in, laat ik zeggen, steno, en het wemelt van de afkortingen. Hier: ”eÄ“”. Dat zou ”essentia” kunnen betekenen. Maar ook iets heel anders.”
Met behulp van onder andere ”Cappelli”, hét woordenboek voor afkortingen in middeleeuws Latijn, probeert de 64-jarige theoloog en historicus de tekst momenteel te ontcijferen. „Eigenlijk wil ik er nog niet zo veel over zeggen.”
Eén ding staat voor hem wel vast: Albertus Magnus heeft zijn preek in 1256 gehouden ”apud fratres” in ”Liwart”. „Oftewel: bij de broeders van het dominicanenklooster in Leeuwarden.” De preek handelt over het martelaarschap, met Stefanus als voorbeeld.
Albertus de Grote
Wie was Albertus Magnus, en wat maakt zijn (her)ontdekte preek zo bijzonder? „Albertus de Grote”, doceert Bary in zijn woning in Wijchen, „was de leermeester van onder anderen de filosoof en theoloog Thomas van Aquino. Hij leefde in de dertiende eeuw, de tijd van de opkomende bedelorden.
Albertus’ geboortejaar is niet precies bekend, dat moet rond 1200 geweest zijn. Zijn wieg stond in het Duitse Lauingen, bij Augsburg.
Al jong werd hij gegrepen door het ideaal van de predikbroeders, de dominicanen, volgelingen van de middeleeuwse bedelmonnik Dominicus.
Na zijn theologiestudie werd Albertus tot priester gewijd en gaf hij onderricht. Hij was een buitengewoon getalenteerd man, natuurwetenschapper en filosoof, die het werk van Aristoteles in het Westen introduceerde.
In 1254 werd hij tot provinciaal, regionaal overste, gekozen. In die hoedanigheid visiteerde hij in drie jaar de dominicanenkloosters ten noorden van de Alpen, op dat moment zo’n veertig. Een enorm gebied dat zich uitstrekte van Brugge tot Riga.”
In 1260 kreeg Albertus een aanstelling als bisschop van Regensburg, maar dat beviel hem niet zo, vertelt Bary. „Drie jaar later werd hij pauselijk gezant. Hij reisde veel en ging terug naar Keulen, waar hij eerder had verbleven, en trok onder meer als wijbisschop rond om kerken in te wijden.
Ook de Grote of Sint-Stevenskerk in Nijmegen is door hem geconsacreerd, in 1273. Overigens ging deze kerk tijdens de Reformatie over in protestantse handen. Maar sinds 1995 wordt er in de Stevenskerk wel een stukje rib van Albertus bewaard.”
In 1280 overleed de geleerde, pastor en mysticus, in Keulen. Zijn graf bevindt zich in de Andreaskirche in deze stad.
Bibliotheek Leipzig
„Dat was dus, heel in het kort, Albertus’ levensloop”, zegt Bary, die zich al jaren bezighoudt met de bestudering van de dominicanen. „En de vraag die mij nog niet zo lang geleden vanuit Leeuwarden werd gesteld, was: Is het zeker dat Albertus de Grote ook in Leeuwarden is geweest?
Het zit namelijk zo: de huidige Jacobijnerkerk in Leeuwarden is gebouwd naast het vroegere dominicanenklooster. Dat stond zo’n beetje op de plek waar nu de kosterij is. Alleen de ommegang herinnert er nog aan. Dat klooster was, na Utrecht, het tweede dominicanenklooster in Nederland.
In kringen rond de Jacobijnerkerk wordt al jarenlang onderzoek gedaan naar het verleden. Bernhard van Haersma Buma bijvoorbeeld heeft er twee boekjes over geschreven. In één daarvan, over de historie en de architectuur van de Grote of Jacobijnerkerk, schrijft hij ook dat Albertus Magnus in Leeuwarden is geweest. Maar, luidde dus de vraag, was dat ook werkelijk zo?”
„Op zich”, zegt Bary, „was het wel bekend dat er preken van Albertus bewaard zijn gebleven –meer dan 270, al weten we niet of ze echt allemaal van hem zijn– en dat hij een van die preken waarschijnlijk in Leeuwarden heeft gehouden. Maar men kon dat niet natrekken. Mij werd toen gevraagd of ik er eens wilde induiken.”
Dat deed Bary, en met succes. „Ik wist dat die preek zich zou moeten bevinden in de universiteitsbibliotheek in Leipzig. De Nederlandse dominicanenkenner bij uitstek, S. P. Wolfs, heeft al in 1973 gewezen op een in 1964 verschenen artikel over de preken op naam van Albertus in Leipzig. Maar het probleem was altijd dat Leipzig in de DDR lag, en daar kwam je toen niet zo gemakkelijk binnen.
Ik ben er vervolgens achteraan gegaan, en kreeg een kopie van de preek toegestuurd. En met de bestudering daarvan ben ik nu druk bezig. De preek is nooit uitgegeven.”
En, is Albertus Magnus in Leeuwarden geweest?
„Voor mij staat dat vast, ja. Duidelijk meldt het handschrift dat de preek gehouden is in ”Liwart”; niet in ”Lowen”. In het laatste geval was het Leuven geweest, nu is het echt Leeuwarden.
En, opmerkelijk, er staat ook in dat hij ”apud fratres” is gehouden, bij de broeders. Niet in de kerk dus, die was toen nog niet gebouwd; nee, bij de broeders, de kloosterlingen.”
Niet zeker is of Albertus Magnus de preek –die een halfuur tot een uur zal hebben geduurd– zelf heeft uitgeschreven, of dat een van deze „broeders” dit heeft gedaan. Vermoedelijk is het laatste het geval, zegt Bary. „Maar wat ik zei: hij is bijna niet te lezen. Het wemelt van de afkortingen.”
„Boeiend toch”, geeft de Wijchense onderzoeker aan, „hoe je op deze manier ook de reis die Albertus heeft gemaakt een beetje kunt reconstrueren. In het voorjaar van 1256 zal hij vanuit Keulen naar Leeuwarden zijn gereisd, daar de fratres, de broeders hebben toegesproken, en op zijn verdere reis onder meer Utrecht en Antwerpen hebben bezocht. Medio 1256 is Albertus dan in Parijs.”
Erfenis
Zoals het er nu uitziet, zal Bary de vertaalde preek volgend jaar juni „in kleine kring” presenteren. „Eerst wil ik het originele handschrift gaan bekijken, in Leipzig.”
„En verder”, zegt hij, „zijn er plannen om in Leeuwarden nog iets meer met de erfenis van Albertus Magnus te doen. Mogelijk komt er iets van een herinneringsteken. Ik zou het toejuichen.”