Enige misdaad van Lee Sung Ae is christen zijn
Lee Sung Ae (53) presteerde wat heel weinig mensen lukt. Ze ontvluchtte in 2006 Noord-Korea, een van de strengst afgesloten landen ter wereld. Vier jaar had ze er doorgebracht in een werkkamp. Haar misdaad: ze is christen.
Aan haar tijd in Noord-Korea wil Lee niet terugdenken. Ze zegt alle gedachten daaraan te blokkeren. Ze wil ook niet dat haar echte naam wordt genoemd, bang voor de gevolgen voor familieleden die nog altijd in Noord-Korea wonen. Bang dat ze net zo worden gemarteld als zij. Toch doet ze haar verhaal, op verzoek van haar nieuwe thuisland Zuid-Korea. „Omdat Noord-Koreanen nog steeds lijden onder het regime. Veel mensen komen om door honger. Ik wil duidelijk maken wat daar gebeurt”, aldus Lee.De vrouw komt uit het noorden van Noord-Korea. In 1997 stak ze zonder toestemming van het regime de grens met China over. „Daar ontmoette ik een Zuid-Koreaanse missionaris, die me heeft bekeerd tot het christendom. Toen ik later dat jaar terugkeerde naar Noord-Korea heb ik Bijbels meegenomen om het geloof te verspreiden. In Noord-Korea is dat een politieke misdaad.”
„Ik nodigde vijf vrienden bij mij thuis uit om hun te leren over het christendom. Een buurvrouw zag onbekende mensen in mijn huis en gaf me aan bij de veiligheidsdienst. Ik ben zwaar ondervraagd. Ik moest aangeven wie ik had bekeerd, maar dat wou ik niet. Ze zouden gestraft of vermoord kunnen worden. Ik heb trouwens ook nooit toegegeven dat ik christen was, anders zouden ze mijn familie ook vermoorden.”
Lee werd eerst zes maanden opgesloten bij de veiligheidsdiensten. „Daar deden ze alles om een bekentenis uit me te krijgen. Ze hebben mijn nagels uitgetrokken, drie botten gebroken en me in mijn gezicht geschopt. Ik raakte daardoor al m’n tanden kwijt. Na zes maanden werd ik overgeplaatst naar het hoofdkwartier van de Noord-Koreaanse politie. Daar hebben ze me op dezelfde manier gemarteld.”
Vanwege haar geloof werd ze veroordeeld tot vier jaar opsluiting in een werkkamp in het oosten van het land. „Ik moest dwangarbeid verrichten. Zestien tot achttien uur per dag, elke dag. ’s Ochtends om zeven uur hadden we een kwartier om te ontbijten, ’s middags hadden we een kwartiertje lunch en rond negen uur ‘s avonds kregen we avondeten, weer vijftien minuten. Een bekertje met rijst, mais, modder en stof, iedere keer weer. Als je je werk niet goed deed, werd je in elkaar geslagen. Iedere maand stierven dertig tot veertig gevangenen.”
Na vier jaar kwam Lee vrij. „Mijn huis was verdwenen, gesloopt. Met mijn vier kinderen, mijn man was eerder al overleden, vluchtte ik in 2006 naar China. We liepen naar de grens en verstopten ons in de struiken. Midden in de nacht, toen het pikdonker was, zijn we in het geniep de grens overgestoken. In China is mijn oudste zoon overleden, hij was ziek. Met zijn vieren gingen we door naar Mongolië en daar zijn we op het vliegtuig naar Zuid-Korea gestapt.” Op 10 december 2007 landden Lee en haar zoons in Zuid-Korea.