Joegoslavië heet nu Servië-Montenegro
Joegoslavië bestaat niet meer. Het Joegoslavische parlement stemde dinsdag in met een voorstel om het land om te vormen in Servië en Montenegro, naar de twee overgebleven deelrepublieken. Die gaan samen een losse unie vormen met alleen nog een gemeenschappelijk buitenland- en defensiebeleid.
De twee kamers stemden met 26 tegen 7 respectievelijk 84 tegen 31 stemmen in met het ”constitutionele handvest” van Servië-Montenegro. De parlementen van beide deelrepublieken deden dat eind vorige maand al. Over drie jaar kunnen beide republieken een referendum over volledige onafhankelijkheid houden. De huidige regering van Montenegro heeft al aangekondigd dat te zullen doen, ook al bepaalt het handvest dat een deelrepubliek die eenzijdig besluit tot afscheiding de meeste aanspraken op federale bezittingen verliest en alle procedures voor het lidmaatschap van internationale organisaties opnieuw moet doorlopen.
„Vandaag begraven wij Joegoslavië”, zei parlementariër Aleksandar Simic, een partijgenoot van oud-president Slobodan Milosevic. „Volgens mij was het een goed land en ik begrijp niet waarom zoveel mensen het willen vernietigen.” Ook de ultranationalist Vojislav Seselj vindt dat de hervorming neerkomt op het uiteenvallen van Joegoslavië. „Wat jullie hier aan het doen zijn is een staatsgreep”, zei Seselj in het parlement.
Het nieuwe land krijgt een president met een grotendeels ceremoniële functie. Hij staat aan het hoofd van een kabinet van vijf ministers, dat wordt gecontroleerd door een parlement waarin 91 afgevaardigden van het Servische parlement zitting hebben en 35 van het Montenegrijnse. Over enkele weken kiest het parlement de eerste president van Servië en Montenegro. Binnen dertig dagen moeten alle Joegoslavische instellingen omgevormd zijn.
Zo wordt de Joegoslavische nationale bank nu officieel de centrale bank van Servië. In de praktijk was dat al het geval: Montenegro gebruikt de euro en heeft al langer een eigen centrale bank.
Servië en Montenegro is totstandgekomen onder grote druk van de Europese Unie, die wil voorkomen dat Joegoslavië nog verder uiteenvalt. Van het in 1918 uitgeroepen Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen, elf jaar later Joegoslavië genoemd, is sinds de jaren ’90 toch al weinig meer over. De communistische partizanenleider Josip Broz Tito, die in 1945 de socialistische republiek Joegoslavië uitriep, wist het multi-etnische land tot zijn dood in 1980 bijeen te houden, maar daarna ging het mis. Er brak oorlog uit en het land viel uiteen.
Mede onder invloed van de economische crisis die Joegoslavië in de jaren ’80 treft leeft het nationalisme onder de diverse bevolkingsgroepen op. Als de communistische partij in 1990 andere partijen toelaat, leidt dat tot verkiezingsoverwinningen van de nationalistische partijen. In 1991 roepen Slovenië, Kroatië en Macedonië de onafhankelijkheid. In Macedonië gaat dat geweldloos en in Slovenië wordt maar heel kort gevochten, maar in Kroatië wordt het oorlog. Het geweld slaat in 1992 over naar Bosnië, dat de onafhankelijkheid uitroept zonder dat de drie bevolkingsgroepen het eens zijn over de voorwaarden. Als drieënhalf jaar later een einde komt aan de oorlogen in Bosnië en Kroatië hebben meer dan 200.000 mensen het leven verloren.
In 1997 begint de Montenegrijnse president Milo Djukanovic afstand te nemen van zijn bondgenoot Slobodan Milosevic. Joegoslavië is dan een land dat te lijden heeft onder internationale sancties en het gangstergedrag van de politici rond Milosevic. Djukanovic streeft openlijk naar onafhankelijkheid en zet concrete stappen in die richting. Zo vervangt Montenegro de dinar door de Duitse mark en voert het een eigen visumbeleid in.
Op 5 oktober 2000 geeft Milosevic onder druk van massale demonstraties toe dat niet hij, maar Vojislav Kostunica de Joegoslavische presidentsverkiezingen van ruim twee weken eerder heeft gewonnen. In juni 2001 werd Milosevic uitgeleverd aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. Zijn opvolger Kostunica zit inmiddels zonder baan: hij wil graag president van Servië worden, maar verkiezingen daarvoor zijn tot twee keer toe mislukt doordat niet genoeg Serviërs de moeite namen om te gaan stemmen.