Het water tegenhouden met je rug
Titel:
”Houen jongens!”
Auteur: K. Norel
Uitgeverij: Callenbach, Kampen, 2003
ISBN 90 266 1172 2
Pagina’s: 72
Prijs: € 6,95. Vanaf 9 jaar; ”Verwoestend water”
Auteur: Ingrid Onckels
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2002
ISBN 90 336 2759 0
Pagina’s: 168
Prijs: € 7,50. Vanaf 11 jaar; ”Het water komt”
Auteur: Jan van Reenen
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2002
ISBN 90 336 1342 5
Pagina’s: 90
Prijs: € 5,90. Vanaf 9 jaar; ”Oosterschelde windkracht 10”
Auteur: Jan Terlouw
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2003
ISBN 90 6069 279 9
Pagina’s: 186
Prijs: tot 15 februari € 9,95, daarna € 13,95. Vanaf 12 jaar; ”Een jongen uit Stavenisse”
Auteur: C. Visser-Sluiter
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2002
ISBN 90 331 1698 7
Pagina’s: 96
Prijs: € 5,90. Vanaf 8 jaar. Vijftig jaar is lang als je nog geen twaalf bent. Hoe moet je je een voorstelling maken van de ramp waarover hoogstens je opa en oma nog verhalen kunnen vertellen? Verschillende jeugdboekenschrijvers hebben hun best gedaan om de geschiedenis van 1953 levend te houden. Sommige verhalen zijn nieuw, sommige al wat ouder. Het beste is nog altijd ”Houen jongens!” van K. Norel.
Voor betrekkelijke nieuwkomers is het moeilijk opboksen tegen de twee klassieke kinderboeken over de watersnoodramp: ”Oosterschelde windkracht 10” (33e druk) en ”Houen jongens!” (12e druk). Allebei spannende, goed vertelde verhalen waarbij de lezer een realistische indruk krijgt van de gebeurtenissen in 1953. Je kunt je helemaal in de hoofdpersonen verplaatsen, die de ramp natuurlijk overleven. Toch gebeuren er ook erge dingen, en niet alles loopt goed af.
”Oosterschelde windkracht 10” is een beroemd boek, maar als je het anno 2003 nog eens leest, blijkt er toch wel een nadrukkelijk jarenzeventigsfeertje omheen te hangen. De gebeurtenissen rond de watersnoodramp zijn heel mooi beschreven. Zonder grote woorden, maar indrukwekkend. Daaromheen wordt er echter -zoals in meer boeken van Jan Terlouw- veel aan politiek gedaan. Het verhaal gaat namelijk niet alleen over de ramp, maar ook over de (politieke) strijd rond de bouw van de Oosterscheldekering - inmiddels een achterhaalde discussie.
Storender nog vind ik het uiterst belerende toontje, vooral als het gaat over kerkmensen en hun opvattingen. Als de hoofdpersonen, Henk en Anne, onverwacht moeten trouwen, reageert Annes vader daar heftig op: „Hij zei alles wat bekrompen, vastgeroeste vaders in zo’n geval zeggen. Hij schold over hun gebrek aan zelfbeheersing. Hij beklaagde zich over een dochter die schande over hem bracht. Hij dreigde met hel en verdoemenis. Hij sleepte de kerkeraad erbij en de gemeente en de familie en de buren, ja ongeveer iedere levende ziel die hij kende.” Daarom kunnen Henk en Anne alleen maar lachen, en als ze schuldbelijdenis moeten doen voor de kerkeraad, zien ze dat als „een mooie vertoning.” Dergelijke passages bederven de smaak van het verhaal grondig.
Spannende strijd
Wat dat betreft is ”Houen jongens!” van K. Norel van heel ander kaliber. Het gaat over de bijzondere redding van het dorp Colijnsplaat, waar de dorpelingen met hun ruggen het water hebben tegengehouden. Heel spannend, heel geloofwaardig. „De golf beukt het schot. De hele rij wordt door de schok een eindje weggedrukt. Maar ogenblikkelijk duwen zij opnieuw met alle kracht. Een dik gordijn van water, waarvoor straks allen zijn gevlucht, spant zich boven hen. Nu mogen zij niet vluchten. (…) Eindelijk kan Aart weer ademhalen. De deftige dominee snuift en de magere bakker niest en de dikke herbergier hijgt van inspanning en de oude dokter veegt zich tegelijk het zeewater en het zweet van het voorhoofd met een zakdoek, die net zo nat is als de broek waar hij hem uit gehaald heeft.”
Dit verhaal gaat trouwens niet alleen maar over de spannende strijd tegen het water en de wonderbaarlijke redding. Heel goed beschrijft Norel ook angst en twijfel, geloof en gebed: „Het kleintje in de stoel heeft van kou noch water last (…) Is dat nu een vertrouwen als van kinderen? En moet zij ook zo zijn: het hart gerust, zelfs nu? Marieke wil het wel. Maar zij wordt zo vreselijk koud, haar tanden klapperen. Zij heeft in haar verkleumde armen geen kracht meer om zich vast te klemmen aan de tak. Haar rechterbeen, dat bekneld zit, is gevoelloos geworden. En vlak onder haar stroomt het wilde en ijskoude water. Waar is nu de bescherming van Gods vleugels, waarvan vader gelezen heeft?”
Voor de kinderen van nu bevat het boekje bovendien een korte nabeschouwing, waarin op een begrijpelijke manier wordt verteld hoe de wereld van 1953 eruitzag, hoe de ramp zich voltrok, hoe de hulpverlening op gang kwam en het Deltaplan werd ontworpen.
Bevindelijk
Een beetje vergelijkbaar met het boek van Norel is ”Het water komt” van Jan van Reenen. Althans, wat de gebeurtenissen betreft. Ook hier een familie die in benarde omstandigheden terechtkomt, maar uiteindelijk gered wordt. Het verschil zit ’m in de sfeer. Die is in het boek van Van Reenen heel wat bevindelijker: „Dus man, jij denkt dat de dijken niet kapot kunnen? Het is maar één wenk van Gods almacht en ze breken. En denk eens hoe wij Gods straffen verdiend hebben door onze zonden. Wij en ons hele vaderland hebben tegen de Heere gezondigd.” Dergelijke passages zul je bij Norel niet vinden.
Eén nieuw verhaal is er aan de oogst van vroegere jaren toegevoegd: ”Verwoestend water” van Ingrid Onckels. Bijzonder aan dit boek is dat het veel aandacht besteedt aan de nasleep van de ramp. Niet alleen de gebeurtenissen van 31 januari en 1 februari, maar ook de moeilijke maanden die de overlevenden ergens ver van hun geboortegrond vandaan moeten doorbrengen. Wat dat betreft voegt dit verhaal dus iets toe. Maar als het gaat over de manier van vertellen kan Onckels de vergelijking met Norel en Terlouw niet doorstaan. Ze schrijft nogal clichématige zinnetjes, en ze gebruikt veel te veel bijvoeglijke naamwoorden om maar goed duidelijk te maken wat er aan de hand is: de een praat peinzend, de ander zachtjes. Niemand kan gewoon iets zeggen, er moet altijd bij dat de spreker blij verrast, opgewekt, eerlijk of teleurgesteld is. Dan voel je je als lezer toch wat onderschat. Dat neemt niet weg dat het verhaal inhoudelijk de moeite waard is: realistisch, zonder opsmuk, met betrokkenheid geschreven.
Titel: