„Ik schaam me voor mijn uitkering”
De samenleving verhardt. Steeds meer mensen voelen zich buitengesloten. Individualisme en onverdraagzaamheid nemen toe. Deel 4 in een serie van zes gesprekken met mensen die de verharding aan den lijve ervaren: de WAO’er.
APELDOORN - Tweeëntwintig jaar zit hij al in de WAO. Tweeëntwintig jaar zit hij al in zijn schulp en durft hij zich nauwelijks buitenshuis te vertonen. Jarenlang was hij depressief vanwege zijn arbeidsongeschiktheid. En nog steeds snapt zijn schoonfamilie niets van zijn toestand. „Ze kunnen er niet mee omgaan”, zegt Piet Smit vergoelijkend.
Smit (52) -vanwege de schoonfamilie een gefingeerde naam- werkte in de jaren ’70 als bedrijfsleider van een bruingoed- en witgoedketen in het oosten des lands. „Ze stuurden me naar allerlei filialen waarvan de bedrijfsleider ziek was. Daar trof ik vaak een chaos aan. Die ruimde ik op en ging dan weer naar de volgende.”
Smit werd eind jaren ’70 bedrijfsleider in Deventer. Daar wachtte een moeilijker opdracht. „De technische dienst daar was corrupt. Drukte inruil-tv’s achterover of voerde in het zwart reparaties uit. Ik moest de zaak zuiveren, maar kwam klem te zitten tussen de directie en het personeel, dat me als bedreiging zag, of ik moest met hen meedoen. Maar ik verdien mijn centen liever op een eerlijke manier.”
Bovendien was het keihard bikkelen. Smits vrouw, Teunie: „Hij werkte dag en nacht. Op zijn vrije maandagmiddag kleedde hij de etalage aan. Zondagsmorgens deed hij de boekhouding.” Smit: „Er was continu te weinig personeel. Voortdurend moest ik mensen voor winkelwerk opleiden die daarna werden weggehaald.”
Smit werd overspannen. Eerst bleef hij dagen weg, later weken. „De eerste dag al kwam de controleur op bezoek. In het begin kwam ook de rayonleider nog langs. Van de dokter moest ik leuke dingen doen: fietsen, wandelen, in de tuin werken. Maar die rayonleider vertelde mijn collega’s dat ik wél fut had om in mijn ’knollentuin’ te werken. Nooit heb ik een bloemetje of fruitmand gekregen.”
De directie stelde Smit voor de keus: of voor 100 procent aan de slag, of eruit. „Van therapeutisch werken hadden ze toen nog nooit gehoord.” Smit kon niet meer. Hij bleef ziek. Niemand vertelde hem dat hij automatisch in de Wet op de arbeidsongeschiktheid (WAO) zou komen. Dat gebeurde in 1980; Smit was toen 30. Eerst kreeg hij nog 80 procent van zijn laatstverdiende loon. Later werd dat 70 procent. „Maar ik verloor wel twee keer 30 procent. Want ik kreeg ook geen dertiende maand, reiskostenvergoeding en winstuitkering meer.”
Smit werd zwaar depressief, wat verergerde door verkeerde medicatie van de psychiater. „Ik heb zelfmoordneigingen gehad.” Teunie: „Dan stond hij voor het raam en zei: Zal ik er maar uitspringen? Ik deed destijds nog uitzendwerk, maar durfde hem toen niet meer alleen te laten.”
Smit durfde het huis niet meer uit, ging niet met z’n vrouw boodschappen doen, wachtte tot het donker was met wandelen en fietsen en bezocht de eerste jaren geen enkele elektrozaak. Uit mensenvrees durfde hij geen vrijwilligerswerk op te pakken. Als enige tijdsbesteding renoveerde hij oude spulletjes. Solliciteren deed hij ook niet. „Geen werkgever wil me hebben.” Teunie: „Al die jaren zijn we niet meer op vakantie geweest.”
Het meest steekt de reactie van de familie. „Die hebben er nooit begrip voor gehad”, schiet er bij Smit verbitterd uit. „Ik zie altijd als een berg op tegen verjaardagen. Zeggen ze: We gaan naar huis, wíj moeten morgen weer werken. Jullie kunnen lekker blijven liggen. Willen jullie met me ruilen, vraag ik soms. Maar dan moet je ook alles nemen: niet alleen het uitslapen, ook het gebrek aan sociale contacten, het geldgebrek en de ellende.” „Ze kunnen er niet mee omgaan”, zegt Smit even later vergoelijkend.
Adoptiekinderen -de familie Smit is kinderloos- kregen ze niet omdat hij geen betaalde baan heeft.
De Smitjes raakten ook kennissen kwijt. Eén vriend kregen ze terug: een man die op dezelfde manier in de WAO kwam.
Nog steeds is de Apeldoorner mensenschuw. Teunie: „We hebben altijd de gordijnen dicht. Vandaag heb ik ze gewassen. Denk maar niet dat Piet zich bij de ramen vertoont.” Smit: „Ik schaam me voor mijn uitkering.”
Met „de staart tussen de benen” ging Smit zes jaar geleden voor het eerst naar de aangescherpte WAO-herkeuring. „De vrouwelijke controlearts pinkte soms zelfs een traantje weg tijdens mijn verhaal. Sommige WAO’ers zaten daar inderdaad ten onrechte in. Die zijn er toen zelf uitgegaan of eruit gegooid. Maar er zijn ook mensen die niet anders kunnen. En die krijgen een negatief stempel.”
Inmiddels maken ook lichamelijke klachten -spierreuma en botontkalking- Smit het werken verder onmogelijk. „Als mensen lichamelijk ziek zijn, krijgen ze aandacht. Ooit zat ik op judo. Ik heb nog nooit zo veel aandacht gekregen als toen ik door m’n knieën ging. Maar als je psychisch ziek bent, blijft die belangstelling uit. Ik hou altijd het gevoel dat mensen zeggen: O, zit je in de WAO? Kijk, daar heb je weer zo’n uitkeringstrekker. Maar je ziet er wel goed uit. Ze weten niet dat ik me altijd onzeker voel, altijd moe ben en tegenwoordig altijd pijn heb.”