Ambrosius, een moedige kerkvader
De kerkvader Ambrosius was een moedig mens. Hij had niet alleen de moed om tegen een Romeinse keizer in te gaan, maar ook om tegenwerpingen tegen de christelijke leer onder woorden te brengen en te weerleggen.
Dat bleek gisteravond in Ede tijdens een lezing van dr. M. A. van Willigen over Ambrosius. De docent aan het Gymnasium Apeldoorn promoveerde vorig jaar op Ambrosius’ preek over Jozef en is oprichter van de Stichting Exegese Vroege Kerk.De bijeenkomst was er een in een reeks van zeven over de actualiteit van de Vroege Kerk en werd georganiseerd door de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) in samenwerking met het Instituut voor Gemeenteopbouw en Theologie (IGT) van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). De eerste lezing, over Augustinus, werd gehouden door RD-journalist dr. K. van der Zwaag. Er volgen nog lezingen over Athanasius (dr. P. F. Bouter), Diognetus (prof. dr. A. van de Beek), Cyprianus (dr. A. Goudriaan) en Tertullianus (dr. H. A. Bakker). Prof. dr. J. Hoek zal de cyclus afronden en lijnen trekken van de Vroege Kerk naar de Reformatie.
Erfzonde
Ambrosius leefde van 339 tot 397. Als bisschop van Milaan toonde hij moed, aldus dr. Van Willigen, door keizer Theodosius I de Grote het avondmaal te weigeren vanwege het aanrichten van een slachtpartij onder onschuldige burgers in Thessaloniki. De keizer luisterde naar de bisschop en deed boete.
Ambrosius was, zo zei de Apeldoornse docent, geen persoon van de studeerkamer, maar iemand die voeling hield met zijn medemensen. Hij wilde de dwalingen van mensen onder ogen zien en leren kennen om die daarna te kunnen weerleggen. „Er werd veel gediscussieerd en de mensen wilden tegenargumenten horen. Ambrosius heeft de moed gehad om die tegenwerpingen onder woorden te brengen.”
Dr. Van Willigen noemde een achttal argumenten tegen de erfzonde, onder meer of God wist dat Adam Zijn geboden zou overtreden, die Ambrosius weerlegde. De kerkvader heeft weliswaar geen uitgewerkt leerstuk over de erfzonde geschreven, maar Ambrosius legde wel het fundament waarop Augustinus verderging, zei hij. Ambrosius schreef: „Ik ben gevallen in Adam, uit het paradijs geworpen in Adam, gestorven in Adam; hoe zou God mij terug kunnen roepen, als Hij mij niet in Adam zal hebben teruggevonden, zoals ik in Hem onderhevig ben aan de zonde en onderworpen ben aan de dood, zo ook in Christus gerechtvaardigd.”
De verdere betekenis van Ambrosius ligt onder meer in de eenheid van zijn belijden en zijn handelen. Zijn gezag tegenover de keizer kreeg hij, zo zei Van Willigen, doordat hij naast de keizer ging staan en zeer respectvol tot hem sprak. Actueel vindt hij Ambrosius ook in het houden van een pastoraal spreekuur, waar iedereen terechtkon. Zo kwam de moeder van Augustinus bij de bisschop van Milaan.
Van Willigen noemde Ambrosius veelzijdig. Hij maakte gedichten, schreef veel, was een geweldig redenaar en een briljant organisator. Ambrosius zorgde niet alleen voor inhoudsvolle preken, maar ook voor een goede verpakking ervan. De classicus vindt het opvallend dat de kerkvader zijn loopbaan begonnen was als jurist, evenals Calvijn. Ambrosius was in zijn gedrevenheid voor het handhaven van de orthodoxie een lichtend voorbeeld voor anderen, onder wie Augustinus.
Oneens is de patristicus het met de bewering als zou Ambrosius meer een kerkvorst dan een theoloog zijn. „Wat Ambrosius schrijft, is doorleefd en hij heeft ongelooflijk veel geschreven.”
Doop
De doop was in de Vroege Kerk van zeer grote waarde, gaf Van Willigen aan, ook voor kinderen die vroeg sterven. Hij haalde Augustinus aan, die schreef: „Kinderen sterven alleen aan hun erfzonde. Zij die ouder zijn sterven ook aan al de zonden die hun verkeerd gerichte levens hebben toegevoegd aan de zonde die ze met zich mee hebben gebracht.” Van Willigen: „De doop lijkt bij Augustinus bij kleine kinderen de erfzonde weg te nemen.”