Zeven keer door ”Ongeloof en revolutie” heen
De klus heeft hem, schat hij, zeker 500 uur gekost. „En mijn vader nog eens 200, 300 uur.” Maar nu ligt hij er dan toch: de Kuipereditie van ”Ongeloof en revolutie”, het monumentale werk van de 19e-eeuwse jurist en historicus mr. G. Groen van Prinsterer. Arie Kuiper (22): „Een fantastisch boek.”
„Eigenlijk”, zegt de vierdejaarsstudent politicologie en taalwetenschappen aan het University College Utrecht, „vind ik het voor de komende christelijke leiders, míjn generatie, absoluut essentieel dat ze een werk als dit lezen.”De hertaling van Groens bekendste boek werd dinsdagmorgen gepresenteerd in de Waalse Kerk in Den Haag. De uitgave kwam tot stand op initiatief van het Nederlands Dagblad (ND), in samenwerking met de Mr. G. Groen van Prinsterer Stichting, het wetenschappelijk instituut van de ChristenUnie.
Toen het instituut Kuiper benaderde, meende die het karwei in drie maanden wel geklaard te moeten kunnen hebben. „Het University College kent ’s zomers een collegestop van drie maanden. Dat moet lukken, dacht ik.”
Niet dus. „Na die drie maanden -fulltime- had ik het boek nog maar één keer hertaald. Toen was het alweer september. Daarna ben ik er nog zes keer doorheen gegaan.”
”Ongeloof en revolutie” verscheen voor het eerst in 1847, aan de vooravond van het revolutiejaar 1848, het jaar van Thorbeckes Grondwet ook. In 1868 liet Groen een nieuwe uitgave het licht zien. Deze editie nam Arie Kuiper als uitgangspunt voor zijn hertaling. Zijn vader, ChristenUniesenator en Groenbiograaf Roel Kuiper, verzorgde de inleiding. „Maar zeker in de laatste paar maanden hebben we ook in het vertaalwerk, en in het verzorgen van de voetnoten, veel samen gedaan. Heel bijzonder wel, om zo met hem samen te werken.”
Wat maakt Groens boek zo de moeite waard?
„Twee dingen eigenlijk. In de eerste plaats zijn fundamentele kritiek op de Verlichting, de Verlichtingsidealen. De revolutie, van 1789, maar ook later, is daar de uitwerking van. Rousseau, de Verlichtingsfilosoof, en Robespierre, die in Frankrijk een schrikbewind voerde in naam van de revolutie, liggen heel dicht bij elkaar.
En dat heeft, in de tweede plaats, alles te maken met Groens beginseldenken. Voor hem waren er uiteindelijk maar twee beginselen: geloof en ongeloof. De revolutie komt voort uit het ongeloof, en daartegenover plaatste Groen het geloof: tegen de revolutie het Evangelie - een zin die overigens vaak uit zijn context is gehaald.”
Groens denken in beginselen -een woord dat in de nieuwe editie gehandhaafd bleef- vormde voor Kuiper jr. een „eyeopener. Mensen, ook anno 2008, zijn veel afhankelijker van beginselen, van ideologieën, dan ze zelf vaak denken.”
Actueel
De geestelijke boodschap van ”Ongeloof en revolutie” is door de jaren heen steeds opnieuw herkend, aldus de inleiding, „het sterkst in ideologisch geladen tijden.” Arie Kuiper: „Het hellend vlak zoals Groen dat beschrijft -ongeloof móét wel leiden tot revolutie- zíén we in deze tijd, waarin God steeds verder uit het maatschappelijk leven wordt gebannen. In dat opzicht kun je zeggen dat Groen van Prinsterer de tijd waarin we nu leven, heeft voorspeld.”
In dat opzicht, zegt Kuiper, „verlang je, zeker als je zo bezig bent met Groens boek, wel eens terug naar de tijd waarin je in het publieke debat in elk geval nog kon verwijzen naar God, en niet steeds in de minderheid bent. Ik heb een tijdje in de VS gewoond, en ik moet zeggen dat ik het toch als heerlijk heb ervaren om weer eens een poosje deel uit te maken van de meerderheid. In Amerika is het echt niet vreemd om over God te praten.”
Meerdere politieke partijen weten zich erfgenaam van Groen van Prinsterer. Welke staat het meest in zijn lijn?
„Strikvraag… De ChristenUnie, zonder meer. Nee hoor. Ik weet het niet. Ik vind het lastig om dat te zeggen. De SGP is een getuigenispartij, de ChristenUnie is wat pragmatischer. Maar als het bijvoorbeeld gaat om artikel 23, over het onderwijs, dan willen alle drie de christelijke partijen daarvoor op de bres staan. Dat zou Groen zonder meer tof vinden. Nee, ik weet het niet. Eigenlijk hoop ik dat ze dit boek allemaal weer gaan lezen.”
De uitgave maakt deel uit van de ND-serie ”Klassiek licht”, die een breed publiek wil laten kennismaken met „christelijke werken van Nederlandse bodem, die van grote invloed zijn geweest op het christendom in Nederland.” De eerste druk telt 500 exemplaren. Zullen ze verkocht worden? Kuiper: „Ik hoop het. En ik hoop vooral dat mensen van mijn generatie het boek zullen aanschaffen.”
Want voor hen heeft hij het allereerst hertaald, zegt hij. Draagt dan een zin voor uit de editie-Smitskamp. „Onleesbaar. En het blíjft een moeilijk boek. Maar toch, het is zó mooi, de tekst is zo rijk. Lees dán in elk geval hoofdstuk 1, en hoofdstuk 8 en 9, over het ongeloof.”
Niet helemaal zonder trots: „Het heeft toch wel iets. Eerst had je de Diepenhorsteditie, vervolgens de Smitskampeditie, en nu dan de Kuipereditie. En ik durf te zeggen dat er na 1868 geen completere editie meer is verschenen.”
Reformatie
„Wij mogen en moeten aanwijzen wat de Reformatie in de wereldgeschiedenis is geweest. Het vermoeden dat de Reformatie revolutionair was, beantwoord ik op deze manier:
1. De Reformatie heeft in de zestiende eeuw het revolutionair ongeloof gestuit.
2. Alleen door het verflauwen van de geest van de Reformatie heeft het revolutionair ongeloof in de achttiende eeuw de overhand gekregen.”
Uit ”Ongeloof en revolutie”, blz. 156 157.
Naar de afgrond
„De Revolutieleer is het ongeloof in systematische vorm. Van consequentie tot consequentie werd men op een catastrofale weg geleid. Voortsnellen naar de afgrond is niet tegen te gaan na het verbreken van de betrekking die aan de hemel verbindt.”
Uit: ”Ongeloof en revolutie”, blz. 169.