De Cock lost zijn laatste moord op
Mede n.a.v. ”Baantjer alias De Cock”, door Geertje Bos; uitg. De Fontein, Baarn, 2008; ISBN 978 90 261 2320 7; 344 blz.; € 16,95.
De laatste moordzaak is opgelost. Na zeventig boeken over rechercheur De Cock houdt Appie Baantjer het voor gezien. Zijn alter ego kan met pensioen. Maar de misdaadauteur zelf wordt nog niet met rust gelaten. „Sinds ik in september 85 jaar werd, heb ik geen dag meer stilgezeten.”Baantjer is een van de meest gelezen Nederlandse auteurs. Inmiddels zijn er 7 miljoen Nederlandstalige De Cocks verkocht. Ook in het Engels, Frans, Duits, Chinees en Ests verschenen zijn politieromans. Jaarlijks worden in de Nederlandse bibliotheken 500.000 boeken van Baantjer uitgeleend. Kortgeleden presenteerde de schrijver zijn zeventigste roman over de legendarische rechercheur, ”De Cock de dood in gebed”.
Op zijn 85e verjaardag, op 16 september, verscheen de biografie ”Baantjer alias De Cock”. Momenteel wordt hij nog overspoeld met aanvragen voor presentaties en interviews. Maar aan nieuwe verhalen begint hij niet meer. Lachend: „Balkenende wil dat we langer gaan werken, maar ik heb genoeg gedaan.”
De boeken over De Cock lezen als een trein. „Ik leg ergens een lijk neer en dan ga ik schrijven”, aldus Baantjer. Het verhaal verloopt steeds volgens een vast stramien. Op een van de eerste bladzijden wordt een moord gepleegd. De Cock en zijn assistent Vledder verhoren diverse mensen die in verband kunnen worden gebracht met het slachtoffer. Er volgen nog een of meer vergelijkbare moorden, waardoor de rechercheurs een profiel van de dader krijgen. Als ze er niet helemaal uitkomen, stappen ze binnen bij cafébaas Smalle Lowietje. Ondertussen krijgt De Cock het aan de stok met commissaris Buitendam. En ten slotte wordt de zaak opgelost.
Ruim dertig jaar lang was Baantjer als rechercheur betrokken bij bureau Warmoesstraat in het centrum van Amsterdam. De omgeving wordt gedomineerd door prostitutie, drugs en criminaliteit. Alle verhalen van Baantjer cirkelen rond dit bureau, dat inmiddels overigens is opgeheven. En het bureau is niet het enige herkenbare in de boeken. Ook een aantal personages heeft echt bestaan. Vledder, de impulsieve assistent die met het geringste bewijs al mensen wil oppakken, is bijvoorbeeld genoemd naar een collega van Baantjer. Deze vond het echter niet leuk dat hij als dom werd neergezet. „Ik heb hem toen wat intelligenter gemaakt. Op papier kan dat.” Op bureau Warmoesstraat was Baantjer mentor van nieuwe rechercheurs. „Ik had zelf ook veel gesprekken met mijn leerlingen en wist hoe dat eraan toeging.”
Ook patholoog-anatoom Rusteloos bestond in werkelijkheid. Hij was de bekende dokter Zeldenrust. Een ander die heel vaak wordt genoemd, is de commissaris, die in Baantjers boeken Buitendam heet. Keer op keer vliegen hij en De Cock elkaar in de haren. „In werkelijkheid was dat ook zo. Als iemand mij in een bepaalde richting wilde sturen, ging ik juist mijn eigen weg.”
Op zijn periode in de hoofdstad kijkt Baantjer met veel genoegen terug. Vooral de saamhorigheid die er heerste spreekt hem aan. „Ik ben van 1945 tot 1983 bij de politie geweest. Mensen waren toen nog gezagsgetrouw. Dat is nu niet meer zo.” De oud-rechercheur wijt dat aan de strafmaat. „Als je het werk van de politie niet honoreert met straf, dan wordt het uitgehold.”
Urk
Behalve Amsterdam speelde ook Urk een belangrijke rol in het leven van Baantjer. In 1923 kwam hij daar ter wereld als zoon van de van oorsprong Sliedrechtse Albert Baantjer en het Urkse meisje Aole Bos. Vader Albert was door zijn nonchalante levensstijl een buitenbeentje en kreeg nooit echt voet aan de grond bij de Urkers. Anderhalf jaar na de geboorte van Appie vertrok het gezin. Uiteindelijk groeide de latere schrijver op in Amsterdam, waar hij Marretje van der Vaart ontmoette. In 1952 trouwde hij met haar; na een huwelijk van 54 jaar overleed ze in 2007.
Terwijl zijn vader er niet kon aarden, keerde Appie regelmatig terug naar het voormalige eiland, waar de familie van zijn moeder woonde. „Ik kwam daar vaak in de gereformeerde Bethelkerk. Mijn grootvader was er ouderling. Hij verzorgde elke zaterdagmiddag vanuit de kerk een ziekenuurtje op de radio. Ik was daar dan regelmatig bij.” Baantjer kan het zich nog goed herinneren. „Mijn opa deed alles uit het hoofd. Hij sprak over zijn eigen belevenissen en hoe hij daar Gods hand in zag. Aan het eind zong hij een psalmvers.”
Moeder
Grootvader was volgens de schrijver een diepgelovig man en dat gaf hij door aan Appies moeder. „Ze voedde me op met Bijbelteksten die van toepassing waren op tal van gedragingen van mij. Haar bekendste uitspraak was: „Zoiets doe je niet.” Dat maakte indruk.” De schrijver citeert zijn moeder keer op keer in zijn boeken, soms tot wanhoop van Vledder, die dan zegt: „Dat heb je zeker weer van je moeder?” Baantjer wil met haar uitspraken zijn godsdienstige waarden uitdragen. Ondanks dat hij zelden een kerk vanbinnen ziet, noemt hij zich wel gelovig. „Ik wil met de uitspraken accenten leggen op wat ik belangrijk vind in het leven.” Hij verwijst daarbij naar een Amerikaanse burgemeester die eens zei dat je pas een goede politieman bent als je de Tien Geboden handhaaft.
Terwijl zijn Urkse moeder in elk boek aan bod komt, laat hij geen moord plegen in dit dorp. „Daar is geen sfeer van geweld. Dat voel ik althans niet op die manier. Een moord hoort daar niet thuis.” Wel speelt een van zijn boeken zich deels af in het dorp Zoutkamp. Baantjer geeft toe dat Urk hiervoor model stond. Een liedregel noemt Urk namelijk een ”soete kamp”. De link is dan snel gelegd. „Bij het schrijven van dat boek gingen mijn gedachten naar Urk. Maar ik wilde het voormalige eiland niet benoemen.” Toen Baantjer in Urk zijn miljoenste boek presenteerde, stapte een oude bewoner op hem af. „Hij had begrepen dat ik Urk bedoelde.”
Zilverlingen
Religie speelt als motief voor moord een grote rol in de boeken. „In mijn loopbaan bij de politie heb ik dat zelf niet meegemaakt, maar ik kan op deze manier wel mijn normen en waarden doorgeven.” Behalve religie zijn vooral relatieproblemen het motief voor de moorden in Baantjers boeken. Huurmoordenaars ontbreken. „Ik kan er helemaal niets mee als iemand voor een handvol zilverlingen een medemens vermoordt tegen wie hij niets heeft.” Ondanks dat hij het afkeurt, kan hij zich meer inleven in de dader die uit emotionele redenen iemand om het leven brengt.
Ook drugs komen nauwelijks aan bod. „Iemand die verslaafd is, denkt niet. Hij wil geld voor een shot en doet dan dingen die voor een ander onbegrijpelijk zijn.” Drugsgebruikers zijn voor Baantjer heel ongrijpbaar. „Je moet ze na hun daad snel verhoren. Na een uur zijn ze door ontwenningsverschijnselen niet meer aanspreekbaar.”
Gevangenis
Degenen over wie Baantjer schrijft, behoren ook tot zijn trouwe lezers. In de gevangenisbibliotheek staan zijn boeken naar eigen zeggen op de eerste plaats van uitgeleende werken. „En toen ik een keer in het ziekenhuis lag, waren mijn boeken niet meer te krijgen. Er werden er te veel gestolen.”