„Jammer dat er zó veel soorten gereformeerden zijn”
De samensprekingen tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) verlopen stroef. Volgens de christelijke gereformeerde emeritus predikant ds. J. van Dijken heeft dat onder andere te maken met uiteenlopende opvattingen binnen zijn kerkverband. „We willen elkaar vasthouden, en dat gaat soms ten koste van de samenwerking met andere kerken.”
Ds. Van Dijken kijkt graag over kerkmuren heen. Vanaf 2001 maakte de predikant enkele jaren deel uit van het deputaatschap kerkelijke eenheid van de CGK. Daarnaast was hij enige tijd tweede voorzitter van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG). „Van huis uit heb ik meegekregen niet te kritisch naar andere kerken te kijken. De CGK zijn een klein kerkverband en leunen als het ware tegen andere, grotere kerken aan. Ik verlang ernaar dat de kerken één zullen zijn. Het is toch verschrikkelijk dat er zó veel soorten gereformeerden zijn.”Als deputaat had hij „allerhartelijkste” contacten met de afgevaardigden van de GKV. „En dan is het jammer dat de samenwerking zo weinig gestalte krijgt binnen de kerken. Er zijn zeker verschillen tussen ons en de vrijgemaakten, maar die hoeven volgens mij niet kerkscheidend te zijn. Het is belangrijk dat je in de lijn van de belijdenis blijft en elkaar dáárop aanspreekt. Het gaat er uiteindelijk om dat mensen de Heere zullen kennen en liefhebben. En je kunt nog van elkaar leren ook.”
Doordacht
Ds. Van Dijken (1942), woonachtig in Nieuw-Vennep, stond vorige week veertig jaar in het ambt. „Ik ben opgegroeid in een predikantsgezin. Daar leerde ik hoe belangrijk het is om God te kennen en het Evangelie door te geven. Natuurlijk, het verlangen om predikant te worden is ook aangevochten geweest. In een pastorie merk je zeker dat mensen niet altijd aardig zijn. En persoonlijk heb ik ook mijn vragen gehad. Zal het allemaal wel waar zijn? Dat zijn dingen waar je doorheen moet.”
In de volle overtuiging predikant te moeten worden, meldde hij zich in 1963 aan bij de christelijke gereformeerde hogeschool in Apeldoorn. „Als ik niet zou zijn toegelaten, zou ik elders predikant zijn geworden. In de Gereformeerde Kerken denk ik, hoewel daar toen natuurlijk al van alles aan de hand was.”
In Apeldoorn heeft hij een goede tijd gehad. Met grote waardering denk hij terug aan de hoogleraren. „Ze gaven je veel mee, grondig en pastoraal. De sfeer was vriendschappelijk.” Later, van 1987 tot 1997, was ds. Van Dijken lid van het curatorium van de Theologische Universiteit.
Mannengemeenschap
In 1968 studeerde Van Dijken af en werd predikant in Dedemsvaart. „Op de dag waarop ik beroepbaar werd gesteld, had de gemeente bewust een vergadering belegd. Ze bracht meteen een beroep op me uit. Hoewel ik vervolgens meer beroepen kreeg, heb ik dat van Dedemsvaart aangenomen.”
De eerste gemeente was een leerschool voor de jonge predikant. „De kerkenraad gaf me de ruimte en stuurde me op een vriendelijke manier bij. Met een ouderling ging ik op huisbezoek. Overdag, want dan hadden de meeste boeren wel tijd. Tijdens de eerste twee bezoeken was alleen hij aan het woord. Ik dacht dat het de derde keer ook zo zou gaan, maar toen hield hij zijn mond. Dan sta je er alleen voor.”
Negen jaar stond ds. Van Dijken in de Overijsselse gemeente. In die periode was hij een jaar lang legerpredikant in de Generaal Spoorkazerne in Ermelo. „Dat was best aardig, maar het werk vond ik toch te eenzijdig. Je bent hoofdzakelijk in een mannengemeenschap, die bovendien van één bepaalde leeftijd is. Maar je kwam wel alle mogelijke opvattingen tegen. Er waren weinig jongens die naar de kerk gingen. Sommigen hadden nog nooit een Bijbel gelezen en een enkeling had er zelfs geen idee van wie Jezus was. Dat kwam dus toen al voor.”
In 1977 nam ds. Van Dijken een beroep aan naar Lisse. Die gemeente diende hij twintig jaar lang, tot 1997. „Een plezierige tijd. Ik geloof dat er maar één keer een kerkenraadsvergadering is geweest waar ik tegen opzag. De kerkenraad vormde een eenheid en gaf vertrouwen.”
Hij herinnert zich Lisse als een gemeente die altijd „iets nieuws” wilde. „De kerkenraad trapte niet meteen op de rem. Op een gegeven moment was er bijna elke week wel een bijzondere dienst. Dat is te veel. Het is goed als er in een gemeente enige regelmaat is en de catechismusprediking niet in het gedrang komt. De Heidelbergse Catechismus bewaart je voor eenzijdigheid.”
In de kerken signaleert hij steeds meer moeite met catechismusprediking. „En dat is jammer, want zonder deze preken mis je heel wat. Ik denk dat het te maken heeft met het vooroordeel dat de Heidelbergse Catechismus leerstellig en dogmatisch zou zijn. Natuurlijk, je kunt het zo brengen, maar de catechismus wil juist leidinggeven aan het geloofsleven. Ellende, verlossing en dankbaarheid zijn elementen die allemaal aandacht moeten krijgen.”
Betrokken
Van 1997 tot zijn emeritaat begin dit jaar stond ds. Van Dijken in Ridderkerk. Na twintig jaar de gemeente van Lisse te hebben gediend, was het moeilijk afscheid. „Er is dan een vertrouwensband gegroeid en die moet je in een nieuwe gemeente weer opbouwen.”
Ridderkerk is volgens hem iets behoudender dan Lisse. „Heel trouw ook, en met een betrokken jeugd. Het is prachtig om te zien dat kinderen opgroeien en vervolgens geloofsbelijdenis doen. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Maar je ziet wel dat ze meestal uit gezinnen komen die echt betrokken zijn op de kerk, waar het geloof bij de ouders leeft. Dat merken jongeren.”