Opnieuw dreigt hongersnood in Noord-Korea
De Verenigde Staten zijn begonnen met het verschepen van een half miljoen ton voedselhulp voor Noord-Korea. Een kleine 40.000 ton tarwe kwam deze week al aan. Het markeert de verbeterde relatie tussen de twee aartsrivalen die formeel nog altijd op voet van oorlog leven. De voedselhulp is hard nodig, stellen de auteurs van ”North Korea on the Precipice of Famine”. Stephan Haggard, Marcus Noland en Erik Weeks, drie economen verbonden aan het Peterson Institute for International Economics, vrezen voor een nieuwe hongersnood in het land.
Belangrijkste aanwijzing voor een naderende ramp zijn voor de auteurs de schrikbarende stijging van de voedselprijzen. Prijspeilingen in belangrijke Noord-Koreaanse handelssteden als Wonsan en Hamheung, aan de oostkust, in Hoeryong, in het noorden aan de grens met China, in Sariwon, ten zuiden van de hoofdstad Pyongyang, en in Pyongyang zelf, geven een sterke stijging aan. De voedselprijzen zijn vorig jaar bijna verdrievoudigd, en dat duidt op een ernstig binnenlands tekort. Dat zelfs in een stad als Pyongyang, waar de bevoorrechte elite woont, de prijzen fiks zijn gestegen, wijst erop hoe ernstig de situatie is, aldus de auteurs. In de buitenwijken van de hoofdstad zouden al bedelende kinderen zijn gesignaleerd, iets wat voor een modelstad als Pyongyang uitzonderlijk is.De watersnood van vorig jaar augustus houdt met dit voedseltekort zeker verband, maar er spelen meer zaken een rol. Zo is het door de gestegen voedselprijzen op de wereldmarkt voor een failliet land als Noord-Korea natuurlijk nog lastiger geworden om voedsel te kopen. Daar is simpelweg geen geld voor. Ook voor internationale hulporganisaties is het daardoor moeilijker geworden om aan graan te komen. Hulp geven aan Noord-Korea was toch al minder populair onder donorlanden omdat het regime steevast weigert de controle over de verdeling ervan uit handen te geven. Verder zorgde het diplomatieke conflict over Noord-Korea’s nucleaire projecten ervoor dat diverse hulpprogramma’s werden opgeschort.
Overigens is de rol van China bij de aanvoer van voedsel naar het bizarre buurland cruciaal. En ook in die relatie is het een en ander veranderd. Zomaar voedselhulp geven is er niet meer bij: ook de Chinezen willen geld zien als ze graan leveren. Tegelijkertijd heeft ook China zelf te maken met stijgende voedselprijzen, en als reactie daarop probeert Peking de voedselexport aan banden te leggen. Belasting op export zal dit jaar met een percentage van tussen de 5 en de 25 procent toenemen, en dat gaan ze dus ook in Noord-Korea voelen. Schaarste op eigen (Noord-Koreaans) grondgebied -waarvan handelaren en speculanten langs de grens met China volop profiteren- wordt zo nog eens verergerd door een schraler en duurder aanbod vanuit China. Alleen dat is al genoeg voor een rampscenario. Maar er is nog meer aan de hand.
Centrale voedselvoorziening is namelijk een van de belangrijkste pijlers onder het regime van Kim Jong Il. Vandaar dat hij graag voedselhulp zelf distribueert - tot ergernis van buitenlandse donoren. En vandaar ook dat hij de opkomst van particuliere landbouw en van markten systematisch tegenwerkt.
Leegloop van vrouwen
Maar na de grote hongersnood van medio jaren negentig lukte dat even niet. De enorme toestroom van buitenlandse hulp versterkte weliswaar de rol van de overheid als voedseldistribuant, maar ook de voedselmarkten -de zogenaamde jangmadang- namen een hoge vlucht. Begin 2000 werd zelfs 50 procent van de voedselbehoefte van de bevolking via de markt bevredigd. Arme families besteedden langs deze weg maar liefst 80 procent van hun inkomen aan voedsel.
Die sterke opkomst van markten en van handel had voor het regime kwalijke gevolgen. Zo was er sprake van leegloop van vooral vrouwelijke arbeiders uit de staatssector in de richting van die markten. Vrouwen vormen de ruggengraat van die voedselmarkten, maar ze zijn voor het regime ook belangrijk bij allerlei gedwongen ’vrijwilligerswerk’ buiten de reguliere werktijd om.
Ook nam na de genoemde hongersnood de grenshandel met China sterk toe, en daarmee ook de ideologische vervuiling van de Noord-Koreaanse samenleving. Naast voedsel werden massaal televisietoestellen, radio’s, video’s, dvd’s en mobiele telefoons het land binnengebracht. De strijd van Kim Jong Il tegen de markt heeft om die reden ook een sterk ideologisch element (intussen koopt de dictator zelf alles wat los- en vastzit als het gaat om de nieuwste westerse films).
Het was daarom te verwachten dat het regime de klok zou terugdraaien en weer zou proberen zelf greep te krijgen op de voedseldistributie. Dat gebeurde in de zomer van 2005 met het nieuw leven inblazen van het PDS-systeem: Public Distribution System. Deze voedseluitdeelcentra van de overheid waren altijd al van groot belang bij het greep houden op de bevolking, onder het motto ”Wie niet gehoorzaamt zal ook niet eten”. Maar al gauw bleek dat PDS niet goed meer werkte. De centra kregen namelijk onvoldoende graan te pakken, terwijl de markten en de private handel bleven floreren. Daarop volgden bikkelharde acties tegen boeren die hun oogsten verborgen hielden: graan werd geconfisqueerd en private akkers werden omgeploegd.
Vorig jaar herfst volgden nog strengere maatregelen om weer greep te krijgen op de voedseldistributie. Er kwamen leeftijdsbeperkingen voor marktkooplui. Zo mochten vrouwen van onder de vijftig zich niet meer laten zien als verkopers op de jangmadang. Verder kwamen er strenge inspecties van de goederen die er lagen uitgestald.
De sterk toegenomen handel met China moest ook aan banden worden gelegd. Vanwege de al genoemde ideologische vervuiling, maar ook omdat het land dreigde leeg te lopen vanwege een aanzwellende stroom vluchtelingen. In 2005 begon het regime het grensverkeer met China streng te controleren, en vorig jaar werd dat nog eens extra geïntensiveerd. Op 20 februari van dit jaar leidde dat in de stad Onsung tot de openbare executie van vijftien mensen, waaronder dertien vrouwen, vanwege ”illegale handel”. In april dit jaar stuurde Pyongyang een team van 200 inspecteurs naar de grens bij de stad Sinuiju om extra te kunnen surveilleren. Daarnaast werden de straffen op illegale grenspassage verhoogd: drie jaar cel voor ieder die eenmalig de grens overgaat (mits men geen connecties heeft met Zuid-Koreaanse helpers; dat verhoogt de straf aanzienlijk), en voor een meervoudige grenspassage geldt nu een celstraf van tien jaar.
Maar tal van deze acties hadden weinig effect. Zo laten vrouwen van onder de vijftig hun oude moeders opdraven op de markten en in donkere achterafsteegjes verrijzen markten die in korte tijd weer kunnen worden afgebroken. Verder worden regelmatig inspecteurs omgekocht.
Afgesloten ruimte
Regelrecht riskant voor het regime is dat er vanuit de bevolking en lokale besturen sterk protest klinkt tegen dit afknijpen van de laatste voedselkanalen die het volk nog heeft. In maart van dit jaar betoogde een groep vrouwen in Chongjin tegen de leeftijdsbeperking. Een dag later heropende het stadsbestuur markten die even daarvoor door inspecteurs waren gesloten.
De protesten zijn begrijpelijk. Noord-Koreanen bevinden zich als het om voedsel gaat als het ware in een afgesloten ruimte waar de zuurstof steeds minder wordt en iedereen zich verdringt rond de laatste kleine tochtgaten. Om zijn eigen hachje te redden probeert het regime nu ook deze tochtgaten te dichten, zonder daarvoor in de plaats een alternatief te hebben. De PDS-centra functioneren immers nauwelijks meer, omdat er onvoldoende voedsel centraal binnenkomt. Boeren en handelaren houden voedsel liever achter om zelf te nuttigen en om te verkopen op de markten.
Intussen dreigt er door al deze maatregelen van het regime en als gevolg van internationale ontwikkelingen (hoge voedselprijzen, exportverboden) en buitenlandse reacties (stagnatie van internationale hulp aan Noord-Korea) opnieuw hongersnood te ontstaan in het land.
De medewerkers van het Peterson Institute roepen om die reden met name China op de commerciële voedselexport naar het buurland weer vrij te geven. Andere landen raadt men aan de voedselhulp te hervatten. Is het achteroverdrukken van voedsel door de elite dan geen probleem? Dat ontkennen de schrijvers niet, maar ze stellen tegelijkertijd vast dat dit er meestal toe leidt dat voedsel uiteindelijk toch op de markt terechtkomt. En verder adviseren ze om vooral haver en millet te leveren. Dat is voedsel dat de elite niet eet.
Als het gaat om een duurzame oplossing van het voedselprobleem in Noord-Korea hebben de auteurs een helder advies aan het adres van dictator Kim. Vergeet dat ideaal van zelfvoorziening. Vanwege de geringe landbouwgrond die het land van nature ter beschikking staat, zal Noord-Korea nooit voldoende voedsel kunnen producren. Doe daarom wat buurlanden als Zuid-Korea, Japan en China al eerder deden: blaas de industrie nieuw leven in en exporteer je industriële produkten. Zodat met de deviezen die daame worden verdiend graan kan worden ingekocht op de wereldmarkt.