Langer doorgaan met preken
Enkele weken geleden schoten enkele gemeenteleden mij aan met de vraag: „Is het nou niet mogelijk om voor zondagen waarop de eigen predikant door vakantie of anderszins niet beschikbaar is, wat jongere predikanten op de kansel te krijgen? Steeds maar geëmeriteerden, alles goed en wel hoor, maar het moet ook een beetje van onze tijd zijn.”
Het gaf mij te denken. Hoe was dat vroeger, zeg zo’n vijftig tot zestig jaar geleden? Mijn indruk is dat er, generaal gesproken, in de kerken voor oude voorgangers in die tijd meer respect en eerbied was dan in onze tijd en dat hun verkondiging, waaraan symptomen van het ouder worden niet altijd vreemd waren, verdraagzaam en met begrip werd aangehoord en geaccepteerd. Vandaag vragen velen aansprekende, flitsende, korte en in eigentijdse bewoordingen gestelde preken.De kerken in Nederland tellen heel wat emeritus predikanten. Daarmee mogen we gelukkig zijn. Het is een verheugende zaak als predikanten zowel fysiek als psychisch in gezonde staat de eindstreep van hun actieve ambtsperiode mogen halen. Het is niet het deel van alle dienaren van het Woord. Bij de een meer dan bij de ander kan de ambtelijke loopbaan enerverend zijn geweest en een grote wissel op de gezondheid hebben getrokken.
Er is overigens nog een reden om als kerken gelukkig te zijn met veel emeritus predikanten. Wie de regionale kerkbladen regelmatig op predikbeurten doorneemt, komt daarbij veel namen van geëmeriteerde predikanten tegen. Zij worden door of namens veel kerkenraden nog graag voor een predikbeurt uitgenodigd.
En aan die uitnodiging wordt in de regel gaarne gevolg gegeven, allereerst omdat de drang tot verkondiging van het Evangelie bij de emeritaatsverlening niet ophoudt, maar daarnaast ook omdat voor sommigen onder de emeritus predikanten het honorarium van een preekbeurt hier en daar een welkome, zij het bescheiden aanvulling op de emeritaatsuitkering kan zijn.
Doorgaan
Tot wanneer doorgaan met preken? Veel kerken kennen daarvoor geen regels. Misschien wel ongeschreven wenselijkheden, maar geen bepalingen die bindend kunnen worden opgelegd. In de Nederlandse Hervormde Kerk was voorgeschreven dat predikanten op 65-jarige leeftijd met emeritaat gaan. Wie als predikant daarna in georganiseerd verband nog dienstbaar wil zijn in de kerk -bijvoorbeeld met bijstand in het pastoraat- heeft ermee te rekenen dat dit ophoudt bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd.
Wat de dienst van de zondagse verkondiging betreft, is bij predikanten de duur daarvan in het algemeen aan geen leeftijd gebonden. Sommige dienaren van de kerk is het gegund deze dienst tot op zeer hoge leeftijd te verrichten, zo niet elke zondag, dan toch met zekere regelmaat. Als tweemaal een te grote fysieke inspanning vraagt of een te zware mentale belasting vormt, houdt men het op een dienst per zondag.
Een enkele dienaar van het Woord zou er misschien mee willen doorgaan tot de dood erop volgt. Van wijlen professor G. Wisse is bekend dat het zijn verlangen was in het harnas, waarmee wat hem betreft de preekstoel werd bedoeld, te mogen sterven. De diepste intentie van deze wens is niet te onzer beoordeling. Van hemelswege werd in ieder geval anders bepaald. Wisse stierf in de stilte van het door hem bewoonde rusthuis in Doorn, weliswaar enkele dagen nadat hij in een volle kerk zijn laatste tijdrede had uitgesproken. De kerk is de consternatie van zo’n gebeurtenis bespaard gebleven.
Ophouden
De heilige drang om de boodschap van het Evangelie door te geven, soms misschien doortrokken van een stukje geldingsdrang, kan zo sterk zijn dat het moment waarop men van ophouden zou moeten weten, niet wordt opgemerkt of niet wil worden onderkend. En in de meeste gevallen zal de onderkenning van dat moment toch een zaak van de betrokkene zelf moeten zijn. Anderen zullen het in de regel een te gevoelige, om niet te zeggen een te pijnlijke, zaak vinden predikanten met een eerbiedwaardige staat te wijzen op signalen die het gewenst maken te gaan denken aan het afbouwen van de taak die misschien lange jaren met zo veel liefde en toewijding moest worden vervuld.
Waar voor oude(re) dienaren van de kerk wat het preken betreft de eindstreep staat, is een vraag die niet van een algemeen en voor iedereen geldend antwoord kan worden voorzien. Het is allereerst een zaak die zij in gebed tot hun hemelse Opdrachtgever onder ogen moeten zien.
Maar ook vanuit de kerken kunnen enkele richtgedachten worden aangereikt. Met een zekere ingehoudenheid wil ik er enkele noemen:
Het mag als een groot voorrecht gelden als predikanten tot op een hoge leeftijd zowel lichamelijk als geestelijk nog over zo veel energie beschikken dat zij de kerken in de Woordbediening en eventueel in de bediening van de sacramenten op adequate wijze van dienst kunnen zijn.
Met de woorden „op adequate wijze” wordt bedoeld dat in de samenkomsten van de gemeente, waarin naar gereformeerde opvatting Christus Zelf in het gewaad van de Heilige Schrift vertegenwoordigd is, het Woord op weloverwogen, overtuigende en gezagvolle wijze dient te worden verkondigd. Om de Schriften naar inhoud en bedoeling, op geordende en inzichtelijke manier aan de gemeente voor te houden, is de aanwezigheid van voldoende kracht een wezenlijke voorwaarde.
De mentale kracht neemt bij ieder mens bij het ouder worden af. Het is maar weinigen gegeven er tot op zeer hoge leeftijd over te beschikken. Predikanten vormen daarop geen uitzondering. Zij behoren zich er dan ook voortdurend op te toetsen of de voortbrengselen van hun bezinning op het Woord van God nog wel in overeenstemming zijn met het niveau waarop men met dat Woord in de samenkomsten van de gemeente bezig dient te zijn. Gelukkig de predikant die mensen in liefde en vriendschap om zich heen heeft die de moed en het vermogen hebben hem op respectvolle wijze bij die toetsing te helpen.
Het getuigt van werkelijkheidszin en moed wanneer een predikant zelf de streep trekt en dat niet door de kerken laat doen.
Ten slotte: zou de Heere der kerk zijn oude dienaren niet ook in deze zin hun rust gunnen, dat zij in de jaren die hun nog worden gegund op de zondagen het Woord uit de mond van collegae mogen horen en daarbij misschien dingen aangewezen krijgen die zij zelf in al die jaren nog niet hadden opgemerkt? En dat dan zonder op de kerkbank ongeduldig heen en weer te schuiven…