Langs de zijlijn
Tijdens de recente golf van geweld in Libanon bleef de christelijke gemeenschap aan de zijlijn staan; een teken dat de onderling verdeelde christenen politiek gezien geen rol van betekenis hebben, zeggen sommigen. Maar Sami Gemayel, nieuwkomer in de christelijke Kataebpartij, ziet in de gebeurtenissen van de afgelopen weken juist een kans voor christenen om een plaats op het politieke toneel te heroveren.
Het is inmiddels een ritueel: telkens als ik mijn bejaarde buurman Sarkis in de trappenhal tegenkom, vraag ik hem hoe het met hem gaat. „Fantastisch”, antwoordt Sarkis dan, „ik woon in Libanon. Wat wil een mens nog meer?”Sarkis, een Armeens-Libanese christen, is sarcastisch; hij haat zijn land en kan maar niet begrijpen waarom iemand uit vrije wil in Libanon zou willen wonen. „Was ik maar vertrokken toen ik nog jong was”, zegt hij. „Nu is het te laat. Hoe kan ik op mijn leeftijd nog een baan vinden in het buitenland?”
Sarkis vertolkt het gevoel van veel Libanese christenen. Het appartement waarin ik woon, in de christelijke wijk Mar Mikhael in Beiroet, is vorig jaar zomer verkocht door het bejaarde christelijke koppel dat er zijn hele leven heeft gewoond. Zij zijn bij hun kinderen in de Verenigde Staten gaan wonen. Volgens officiële cijfers -van de laatste volkstelling in 1932- is nog altijd 54 procent van de Libanese bevolking christen. In werkelijkheid maken ze nog hooguit een derde van de bevolking uit en met elke nieuwe crisis loopt hun aantal terug.
Het is gissen in hoeveel christelijke huiskamers de afgelopen weken plannen zijn gesmeed om Libanon de rug toe te keren. Libanezen zijn sowieso een volk van migranten -er wonen meer Libanezen buiten Libanon dan in het land zelf-, maar Libanese christenen vertrekken in een hoger tempo dan moslims. En: een christen die uit Libanon vertrekt, komt zelden terug.
„Daar zijn verschillende redenen voor”, zegt de maronitische christen Sarkis Abu Zeid, hoofdredacteur van het maandblad Tahawulat. „Christenen gaan vaak verder weg, naar Zuid-Amerika, Canada of de Verenigde Staten. Hun kinderen bouwen daar een leven op, en vestigen zich daar permanent. Libanese moslims trekken eerder naar West-Afrika of naar een ander Arabisch land, met de bedoeling er snel geld te verdienen en vervolgens terug te keren naar Libanon.”
Buiten schot
Maar de Libanese christenen verlaten hun land ook om politieke redenen. Het geweld van de afgelopen weken heeft nog eens aangetoond hoe zwak hun positie is geworden.
Toen Hezbollah begin deze maand de oorlog verklaarde aan de prowesterse regering van premier Fuad Siniora, een coalitie van soennieten, druzen en christenen, viel de sjiitische militie bij soennieten en druzen binnen. In West-Beiroet werden de milities van de soennitische Toekomstpartij uitgeschakeld; de druzen in het Chufgebergte boden meer tegenstand. De christelijke wijken van Beiroet bleven -letterlijk- buiten schot.
Terwijl in West-Beiroet op de eerste dag van het conflictstraatgevechten woedden, waren in de christelijke wijken de winkels gewoon open. Zelfs het chique winkelcentrum ABC in Achrafieh, ontmoetingsplaats bij uitstek voor christenen, bleef gewoon open tijdens de gevechten.
Dat kwam, zo werd achteraf bekend, doordat Michel Aun, de christelijke oppositieleider, met Hezbollahleider Hassan Nasrallah was overeengekomen dat de christelijke wijken buiten schot zouden blijven. In een radio-interview op de tweede dag van de gevechten zei Aun dat „een kogel die per ongeluk in de richting van Achrafieh wordt afgevuurd vanzelf zal afketsen en terugkeren naar West-Beiroet.”
Het was een geruststellende gedachte. Maar tegelijkertijd was het bijna een belediging aan het adres van de christenen. In zekere zin was de boodschap van Hassan Nasrallah aan de Libanese christenen: jullie tellen niet meer mee.
Eind april had Aun zelf al iets in die richting gezegd in een interview met de krant An-Nahar. „Christenen zijn geen partij in dit conflict. Dit is geen sektarisch, maar een politiek conflict.”
Probleem daarbij is dat het politieke conflict aan moslimkant wel degelijk samenvalt met sektarische scheidslijnen: het grootste deel van de soennieten bevindt zich in het regeringskamp, de meeste sjiieten zitten in de oppositie. Alleen christenen zijn hopeloos verdeeld.
„Natuurlijk hebben christenen aan invloed verloren”, zegt Abu Zeid. „De patriarch is zwak en slaagt er niet in om de christenen te verenigen.”
Het gebrek aan eenheid onder christenen vormt een oud probleem. De meest prominente christelijke politici -ex-generaal Michel Aun en leider Samir Geagea van falangistenleger de Lebanese Forces- stonden in de laatste fase van de burgeroorlog (1975-1990) als vijanden tegenover elkaar in wat de ”war of elimination” (de uitschakelingsoorlog) werd genoemd.
Ballingschap
De huidige tegenstelling vloeit voort uit het akkoord dat Aun in 2005, na het vertrek van de Syrische bezetter en zijn terugkeer vanuit ballingschap, met Hezbollah sloot. Behalve Auns FPM-partij zit ook Marada, partij en voormalige militie van Suleiman Franjieh, in het kamp van de oppositie. De andere twee christelijke partijen -de Lebanese Forces van Samir Geagea en de Kataeb- of falangistenpartij van oud-president Amin Gemayel- zitten in het regeringskamp.
Eind vorig jaar deed patriarch Sfeir nog een poging de christenen te verenigen met zijn ”Bkirki-initiatief”. Maar in plaats van een akkoord kwam er een aanval op de patriarch zelf, in de eerste plaats door Suleiman Franjieh, die de patriarch „een lakei van de Amerikaanse en Franse ambassades” noemde, maar ook door Aun, die stelde dat ”Rabieh” (zijn eigen woning) evenveel recht heeft om uit naam van de christenen te spreken als ”Bkirki”, de ambtswoning van de patriarch.
In zekere zin zijn Libanese christenen het slachtoffer van hun eigen politieke volwassenheid. Anders dan de soennieten en de sjiieten hebben zij de keuze om voor kandidaten in de oppositie of in de regering te kiezen.
„Als democraat kan ik niet anders dan dat een goede zaak vinden”, zegt Abu Zeid. „Het is goed voor de christenen wanneer zij een politieke keuze kunnen maken. En het verschil tussen Aun en de anderen is wel degelijk politiek: wie voor de ex-legerleider kiest, stemt tegen het Libanon van de milities en voor het Libanese leger. De keerzijde is dat dit de positie van de christelijke gemeenschap verzwakt heeft.”
Federaal model
Toch koesteren sommigen de hoop dat juist de gebeurtenissen van de afgelopen weken -toen een hervatting van de burgeroorlog even onvermijdelijk leek- de terugkeer van Libanese christenen op het politieke toneel zullen inluiden.
Sami Gemayel is de zoon van oud-president Amin Gemayel, de huidige leider van de Kataebpartij. In 2006 lanceerde hij Lubnanuna, een intellectuele beweging die het Libanese consensusmodel ter discussie stelt en een oplossing ziet in een federaal model. Maar nauwelijks was Lubnanuna gelanceerd of Sami’s broer minister van Industrie Pierre Gemayel werd vermoord bij een aanslag die zoals altijd aan de Syrische veiligheidsdiensten werd toegeschreven. Sindsdien is Sami Gemayel teruggekeerd in de schoot van de falangistenpartij.
„Na de dood van Pierre groeide het besef dat er geen tijd was om een geheel nieuwe beweging uit de grond te stampen”, zegt Sami Gemayel. Dus probeert hij nu zijn ideeën te realiseren binnen de partij van zijn vader, de Kataeb. „De ideeën zijn niet veranderd”, zegt hij. „We willen een federale staat, die de grote lijnen uitzet, en gemeenschappen met een grote autonomie, die de details uitwerken.”
Een gevolg van zijn terugkeer binnen de Kataebpartij is dat Sami Gemayel aanzienlijk aan invloed heeft gewonnen. Toen op 20 april een aanhanger van Aun het vuur opende op een menigte van Kataebaanhangers in Zahle, naar aanleiding van de opening van een nieuw Kataebkantoor, was Gemayel onmiddellijk van de partij om de gemoederen te bedaren.
Die rol heeft hij ook deze maand gespeeld. „Toen de vijandelijkheden begonnen, heb ik onmiddellijk contact opgenomen met de andere christelijke partijen, zowel die van de regering als binnen de oppositie. We hebben allemaal dag en nacht gewerkt om te verhinderen dat de oorlog zich zou uitbreiden naar de christelijke gemeenschap. En het mooie was dat wij er allemaal van overtuigd waren dat we tot elke prijs moesten voorkomen dat christenen onderling slaags zouden geraken. Voor één keer zijn christenen erin geslaagd hun verschillen opzij te zetten en samen te werken voor een gemeenschappelijk doel.”
Christelijke eenheid
Gemayels hoop is dat dit christelijke eenheidsgevoel een vervolg krijgt bij de verkiezingen van 2009 - met wat hulp van de hervorming van de kieswet, een van de punten in het vredesakkoord dat de afgelopen week in Doha is gesloten. De details van het Libanese kiesstelsel zijn bijzonder ingewikkeld, maar ruwweg is in de hoofdstad van Qatar besloten af te stappen van de ”muhafaza’s” en terug te keren naar de ”caza’s” van de kieswet uit 1960. Een muhafaza is een grote kieskring - er zijn er zes van in het hele land. Na de burgeroorlog werd aangenomen dat grotere kieskringen voor een meer gematigd politiek klimaat zouden zorgen.
Het gevolg was echter dat de minderheid in elke muhafaza (bijvoorbeeld christenen in het overwegend sjiitische zuiden) werd opgeslokt door de meerderheid. Een terugkeer naar de kleinere caza’s -er zijn er 25 van- zou een betere representativiteit moeten opleveren. Voor de christenen betekent dat concreet dat zij 45 in plaats van 15 zetels in het parlement krijgen.
„Het politieke gewicht van de christenen neemt dus toe”, zegt Gemayel. „En gezien het feit dat soennieten en sjiieten voor het grootste deel in kampen zitten die tegenover elkaar staan, ziet het ernaar uit dat christenen de beslissende stem zullen hebben. Stel dat Aun het verkiezingsresultaat van 2005 niet kan verwezenlijken in 2009, dan zal dat grote gevolgen hebben voor de politieke positie van Hezbollah.”
Feit blijft dat Hezbollah niet alleen politieke maar ook militaire invloed heeft. De afgelopen weken is gebleken dat geen andere partij in Libanon opgewassen is tegen de wapens van de sjiitische militie. Het is precies die schijnbaar onoplosbare tegenstelling tussen het sjiitische zuiden, waar verzet tegen Israël het hoogste goed is, en het meer op handel ingestelde noorden van soennieten en christenen, die Sami Gemayel op het federalistische spoor heeft gebracht.
Gemayel heeft de afgelopen jaren tal van studiereizen gemaakt naar landen met een federaal staatsmodel: België, Zwitserland, Spanje. Momenteel is het Spanje, in het bijzonder Spaans Baskenland, dat zijn voorkeur geniet. „We zijn een land met zeer verschillende gemeenschappen en culturen. We moeten naar een oplossing zoeken die het elk van die gemeenschappen mogelijk maakt om op hun eigen manier te leven.”
Sommigen beschuldigen Gemayel van defaitisme, van het opgeven van het Libanese samenlevingsmodel. In zekere zin is Gemayels federalisme een voortzetting van de staat-in-de-staat die Hezbollah nu al is, maar dan toegepast op alle gemeenschappen.
Gemayel verwerpt die kritiek. „Federalisme is geen verlies, maar juist winst voor Libanon. Wat belangrijker is: het zou betekenen dat de Libanezen eindelijk de realiteit accepteren.”