Er gebeurt wel degelijk wat in Birma
Hoewel meer medewerking van de Birmese overheid zeker wenselijk is, is er toch de nodige ruimte voor hulpverlening, schrijft Wouter Kok. De druk op de overheid mag er niet toe leiden dat organisaties die al in het land actief zijn, beperkt worden in hun werk.
De christelijk geïnspireerde hulporganisatie World Vision werkt al veertig jaar in Birma. Bijna 600 lokale personeelsleden werken in het land aan duurzame ontwikkelingsprogramma’s. Dat zijn programma’s met een integrale benadering. Samen met de bevolking wordt gewerkt aan verbeteringen op het gebied van voeding, schoon water en sanitatie, gezondheidszorg, onderwijs en economische ontwikkeling.Noodhulp is het meest effectief op het moment dat een organisatie al langer in een land actief is. De organisatie is dan bekend met de lokale bevolking, de lokale overheid, weet hoe de infrastructuur eruitziet en is op de hoogte van de cultuur. Daardoor kan de hulp sneller op gang komen en sluit deze beter aan bij de behoefte van de bevolking.
World Vision richt zich specifiek op kinderen. Voor hen richten we veilige plekken in waar ze even kind kunnen zijn door te praten, te spelen of te tekenen. Uit onderzoek blijkt dat dit een belangrijke rol speelt in het reduceren van trauma’s in deze jonge levens. Daarnaast is de huidige chaos een extra mogelijkheid voor kindhandelaren, dus de veiligheid van kinderen is extra belangrijk.
Ruimte
Er is veel kritiek in de media op de houding van de Birmese regering. Ook ik vind dat de hulpverlening aan alle slachtoffers te lang duurt en dat is teleurstellend en onacceptabel. Tegelijk ben ik blij met de ruimte die we krijgen om hulp te verlenen aan de slachtoffers. Op dit moment kunnen we 100.000 mensen helpen en we breiden dat de komende tijd uit naar 500.000. Een steun in de rug hiervoor is het feit dat de Nederlandse regering World Vision een half miljoen euro heeft toegezegd.
Van de Birmese regering heeft World Vision vrije toegang gekregen om te werken in alle delen van het rampgebied. Een brief van het ministerie geeft ons snelle doorgang langs wegblokkades. Met de lokale overheid hebben we samengewerkt bij het opzetten van noodhulpkampen en toen de telefoonlijnen niet werkten mochten we de telefoon van de lokale overheid gebruiken om informatie door te geven aan ons nationale kantoor in Rangoon.
Op dit moment hebben we voor enkele noodhulpspecialisten visa ontvangen en dat geldt ook voor het Rode Kruis, Artsen zonder grenzen en VN-organisaties. Meer en meer vliegtuigen met noodhulpgoederen mogen landen. Het is niet genoeg, maar wel steeds meer.
We hebben soortgelijke ervaringen in andere noodhulpsituaties. Na de oorlog tussen Israël en Libanon hebben we een week gewacht op toestemming om een schip met noodhulpgoederen te lossen. Na de overstromingen in Noord-Korea mochten we na anderhalve week ons eerste vliegtuig laten landen. Vaak zijn landen zelf ook verrast door de omvang van een ramp.
Samenwerken met de overheid is belangrijk in ontwikkelingssamenwerking, omdat de overheid uiteindelijk zelf een katalysator moet worden voor goede gezondheidszorg, onderwijs, economische ontwikkeling en gezonde huishoudens. We werken dus altijd binnen de lokale context; dat geldt ook voor het werk van World Vision in Sudan, Zimbabwe en Noord-Korea.
Tsunami
Om deze redenen ben ik bezorgd over de (internationale) discussie om voedsel te droppen zonder de toestemming van de regering. Los van de praktische bezwaren die deze methode kent, is niet in te schatten wat de bijwerkingen zouden kunnen zijn. Stel eens voor dat het ertoe leidt dat ontwikkelingsorganisaties sterk worden beperkt in hun werk. Hoeveel mensen zullen dan geen hulp ontvangen? Het is denk ik wel goed dat de verschillende overheden en de VN vanuit hun positie aangeven dat het belangrijk is om snel meer expertise en goederen het land in te krijgen.
De omvang van de ramp is enorm. Ik durf gezien de ernst van de situatie gerust de vergelijking aan met de tsunami. Ik kan niet inschatten hoeveel doden er uiteindelijk zullen vallen, maar vanaf twee dagen na de ramp heeft World Vision gesproken over 2 miljoen slachtoffers; cijfers die nu door schattingen van de VN lijken te worden ondersteund. Maar cijfers zeggen niet alles. Het helpt mij om terug te denken aan de laatste keer dat ik een geliefde verloor. Hoeveel geliefden hebben de mensen in Birma verloren?
De mensen in Birma hebben recht op onze hulp. Mijn collega’s en die van andere ontwikkelingsorganisaties werken de klok rond om zo veel mogelijk mensen te helpen. We hopen op meer ruimte en mogelijkheden. Zo niet, dan werken we in de humanitaire ruimte die ons wordt toegestaan.
Individuen en kerken kunnen een belangrijke rol spelen door te bidden en geld te geven. Juist nu de beelden en verhalen ontbreken die tot de verbeelding spreken, is het goed hier een bewuste keuze in te maken. Dat is geen kwestie van liefdadigheid of beschouwingen over politieke kwesties. Dat is een kwestie van gerechtigheid.
De auteur is hoofd marketing bij World Vision Nederland.