„Grijp niet te snel naar de slopershamer”
Veel Nederlandse kerken uit de naoorlogse periode staan op de nominatie te worden gesloopt. Leegstand en fusies maakten dit zogenoemde wederopbouwerfgoed overbodig. „Grijp niet te snel naar de slopershamer”, waarschuwt Tamara Ekamper van Het Oversticht. In opdracht van de provincie Overijssel bracht deze organisatie het wederopbouwerfgoed van de provincie in kaart.
Zaalkerk, doosvormige kerk: zelfs de namen van de wederopbouwkerken klinken -op zijn zachtst gezegd- eenvoudig. Toegegeven, in dezelfde categorie bevinden zich ook pseudobasilieken en trapeziumvormige kerken, maar echte schoonheden zijn de gebouwen niet.„Op het eerste gezicht doen ze er inderdaad wat sober aan”, beaamt Ekamper, die werkzaam is voor het programma ”Naoorlogs bouwen in Overijssel”. „Maar als je wat beter kijkt, ontdek je verrassende details.”
Wat maakt deze gebouwen bijzonder?
„Architecten besteedden ondanks, een gebrek aan bouwmateriaal, veel aandacht aan interessante details. Zoals bakstenen sierrandjes of ronde ramen. Bovendien deed zich in die naoorlogse periode een kentering voor. Er werd op een heel andere manier dan voor de oorlog gedacht over hoe een kerk eruit moet zien. Moderne bouwstijlen verdrongen de traditionele. Er zitten echt juweeltjes van kerken tussen, zou ik bijna zeggen. Die mogen niet zomaar voor sloop in aanmerking komen.”
Vooral de wederopbouwkerken worden met sloop bedreigd. Wat is daarvan de reden?
„Er werd veel gebouwd in die tijd. Door de verzuiling kwamen er in één wijk vrijwel standaard drie kerken te staan: een rooms-katholieke, een hervormde en een gereformeerde. Later bleek er van de drie kerken nog maar eentje nodig te zijn. Er was te veel aanbod. Verder is de band van wijkbewoners met een relatief nieuw gebouw minder groot dan met een eeuwenoude kerk. Wat ook meespeelt is dat mensen de architectuur van wederopbouwkerken minder waarderen.”
Welk pleidooi voert u?
„Kijk, het liefst zou je willen dat kerken vol zitten en dat je deze discussie niet hoeft te voeren. Maar omdat ze leegstaan, moeten we zoeken naar nieuwe functies, zodat we de gebouwen kunnen behouden. De provincie Overijssel heeft een subsidiepotje voor herbestemmingsprojecten. Onze organisatie gaat vier kerken begeleiden bij hun transformatie. Het mooie aan wederopbouwkerken is dat het moderne gebouwen zijn met verschillende ruimtes en genoeg lichtinval. Ze komen daarom eerder in aanmerking voor herbestemming dan oude gebouwen met één grote ruimte en weinig ramen.”
Hergebruik stuit nogal eens op bezwaren.
„Vooral rooms-katholieke kerken zitten hiermee in hun maag. Gewijde grond kun je niet zomaar een nieuwe functie geven, vinden zij. Wat je ook ziet gebeuren is dat mensen in het geweer komen tegen de sloop van een kerk omdat zij zich verbonden voelen met de plek waar ze gedoopt werden of waar ze trouwden. Terecht, naar mijn idee. Het probleem is dat kerkbesturen nogal eens een gebouw in stand moeten houden zonder dat er inkomsten zijn. De projectontwikkelaar is dan een aantrekkelijke oplossing.”
Kent u voorbeelden van herbestemde wederopbouwkerken in Overijssel?
„In de Elimkapel in Hengelo, die dateert uit 1953, is een architectenbureau gevestigd. Overigens zit er ook een architectenbureau in de Hengelose Bethlehemkerk. Dat gebouw is al ontworpen in 1934 en behoort dus niet tot het wederopbouwerfgoed, maar wel een mooi voorbeeld van hergebruik. De kerk is een gemeentelijk monument en stond twee jaar leeg voordat zij een nieuwe functie kreeg. In de Noordoostpolder is de rooms-katholieke kerk van Nagele herbestemd als museum. De vitrines in het museum zijn gemaakt van verzaagde kerkbanken.”