Menu: kappertjes en zeehond
Titel:
”Het hof van Willem van Oranje”
Auteur: Marie-Ange Delen, uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2002; ISBN 902841942x; 400 blz.; € 29,90. ”Etiquette”, door Desiderius Erasmus, ingeleid door Reinildis van Ditzhuyzen
Uitgeverij: Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 2001
ISBN 9025311318
Pagina’s: 62
Prijs: € 7,95.
De rouwkleding voor de stoet van de overleden Willem van Oranje kostte niet minder dan 16.000 pond. Een bedrag waar de Staten van Holland van schrokken; het was meer dan het Oranjehof jaarlijks aan de hovelingen uitbetaalde. Marie-Ange Delen duikelde het feit op in resoluties van de Staten. De historica werkte allerlei oude documenten door om een precies beeld te krijgen van het reilen en zeilen aan het hof van Willem van Oranje.
Ongeveer tweeënhalf schaap, een kalf, een speenvarken, ruim 10 kilo rundvlees. De keuken van het Oranjehof verwerkte op een doorsnee dag een ongelooflijke hoeveelheid vis of vlees. Voor hedendaagse begrippen kreeg een hoveling absoluut te veel calorieën binnen. Hij nuttigde per dag 55 gram rundvlees aan één stuk, 50 gram in stukjes, 91 gram kalfsvlees, 150 gram schapenvlees en 36 gram varkensvlees. Daar kwam nog eenvijftiende deel van een duif en ongeveer eenachtste van een kip bij. Wie bedenkt dat het vlees toen vetter was dan nu, vraagt zich meteen af waarom hij zich Willem van Oranje niet als een ongezond en dik man voorstelt.
Ook de hoeveelheid alcohol overstijgt de aanbevolen twee glaasjes: per maand werd 2781 liter wijn genuttigd, en dat onverdund. Dat komt neer op 2,3 liter per persoon per dag. Overigens moesten lagere rangen aan het hof het met bier stellen.
Wat Willem van Oranje en zijn hovelingen precies aten, wie er bij hem aan tafel zaten, wat de etiquetteregels voor de hovelingen waren, welke geschenken er werden gegeven, dat heeft Marie-Ange Delen tot in de kleinste details onderzocht. Ze werkte personeelslijsten, hofregels, tafeletiquette, boodschappenlijsten, huishoudelijke memo’s en vriendenboekjes door en kon zo een vrijmoedige blik achter de schermen werpen. Vorig jaar promoveerde ze in Leiden op het onderwerp. Het boek ”Het hof van Willem van Oranje”, dat bij de Wereldbibliotheek verscheen, is een bewerkte versie van haar proefschrift. Het is een boek voor nieuwsgierige geesten, voor royaltywatchers en voor historici die in de zestiende eeuw zijn gespecialiseerd.
Pruimen en kappertjes
Het hofleven van de prins kostte veel meer dan hij kon betalen. Regelmatig kreeg hij de waarschuwing dat hij moest inkrimpen, maar die sloeg hij in de regel in de wind. Hij bleef olijven, gedroogde pruimen, kappertjes, zeehond en parmezaanse kaas eten. Uitzonderlijk exotisch vergeleken met het roggebrood en de bonen van de gewone man. Willems hofhouding was boven zijn stand, maar dat is niet helemaal onbegrijpelijk: een luxe hofcultuur benadrukte zijn status en prestige.
Het Delftse hof van de prins lijkt misschien het belangrijkst, maar dat is een vergissing. Zijn hof in Breda en later in Brussel en Antwerpen waren van meer betekenis dan dat in Delft. De laatste stad is wellicht in het geheugen gegrift omdat hij er de dood vond, maar zijn verblijf daar aan het eind van zijn leven duurde niet veel langer dan een halfjaar. In het begin van de jaren 1570 verbleef hij er wel veel, maar zijn hof bleef dan achter in Dillenburg.
Delens boek geeft een gedetailleerd overzicht van de kunstmatige samenleving aan het hof. Zowel in Breda als in Brussel en Antwerpen was het hof naar de heersende tradities ingericht, naar voorbeelden van het Bourgondische vorstenhuis. Delen heeft Willems hof in 1533, 1565 en in 1582 doorgelicht. Grote verschillen zijn er niet, zo blijkt. Het aantal hovelingen stijgt naarmate Willems positie groeit: als er meer gezaghebbers toekijken, neemt het uiterlijk vertoon toe.
Slurpen
Delen beschrijft uitvoerig alle tafelgebruiken en dat is niet onbegrijpelijk omdat het tafelen als ceremonieel hoogtepunt gold. „Elke dag werd tijdens de middag- en avondmaaltijd de hiërarchie van het hele hof opnieuw bevestigd.” De lagere hovelingen bedienden hun superieuren voordat ze zelf aan tafel gingen. Er was contrast tussen staanden en zittenden: de hoger geplaatsten zaten iedere ronde, de lagere rangen bedienden of wachtten totdat ze zelf aan tafel konden gaan. De kwaliteit van het voedsel hing af van de rang, het beste was het eerste op. Prins Willem kreeg uiteraard zelf het eerst, de werkster en de wasvrouw als laatsten.
Hóé er aan tafel moest worden gegeten, dat wees de hofordinantie die Willem had laten samenstellen uit. Zij toont overeenkomsten met het etiquetteboekje van Erasmus (”De civilitate morum puerilium libellus”). De humanist had voor de jonge Hendrik van Bourgondië, prins van Veere, op een rijtje gezet wat hij met zijn gezichtsuitdrukking, handen, armen en benen in beschaafd gezelschap moest doen, wat hij vooral moest nalaten en hoe hij zich in de kerk, aan tafel en in de slaapkamer moest gedragen.
Erasmus bond de strijd aan met lawaaiige en storende tafelmanieren zoals slurpen, graaien, snuiven en het terugleggen van gedeeltelijk afgekloven vlees. Hij ontmoedigde hinderlijk ellebogenwerk en hechtte aan gewassen handen en gekamde haren.
Jaloezie
Het is waarschijnlijk dat Erasmus’ regels ook aan Willems hof gangbaar waren. De hofordinantie van 1580 ging iets verder; zij moest de hele hofmachine soepel laten lopen. Hovelingen die met elkaar op de vuist gingen, moesten het hof meten verlaten en konden pas terugkomen als de prins erover had geoordeeld en het conflict was bijgelegd. Wie de hofmeester of de stalmeester beledigde, kon op staande voet worden ontslagen.
Over omgangsvormen aan het hof lieten ooggetuigen in 1564 een ridicuul verslag na. Willem van Oranje en de graaf van Egmond bleken in eerste helft van jaren zestig verschil van inzicht te hebben over wie voorrang had, de echtgenotes Anna van Saksen en Sabina van Beieren vochten dat in het openbaar uit. „De vrouwen geven elkaar in niets toe, ze houden elkaars arm vast (…) en als zij een te nauwe deur tegenkomen, drukken zij zich tegen elkaar aan om samen als een eenheid te passeren, zodat ze voor- noch achteruit kunnen, zozeer dat de jaloezie in één oogopslag zichtbaar is en zich niet steeds laat verbergen.”
Dansen
Op elke bladzijde in Delens boek is de Prins van Oranje, en vaak ook zijn echtgenotes, aanwezig. Toch is het boek duidelijk geen biografie. Het gaat vooral om praktische dingen. Je wordt des te nieuwsgieriger naar de gesprekken aan tafel. Zei hij wat tegen een page als hij het binnenplein overstak? Hoe ging hij met de hofdames om? Dat valt niet te lezen, maar de praktische besluiten die Willem neemt, zeggen zeker wel wat over hem.
Ook godsdienstige en ethische opvattingen worden duidelijk. Tot spijt van veel calvinisten had hij bijvoorbeeld geen probleem met het dansen op zijn trouwdag met Charlotte de Bourbon. En Willems hofpredikant Jean Taffin hield zich op de vlakte toen hem het calvinistische verwijt ter ore kwam dat de prins op een zondag in 1575 een theatervoorstelling zou hebben bijgewoond.
Dat Willem zijn jonge echtgenote Anna van Saksen „niet met zulke treurigstemmende dingen vermoeien wilde, maar dat zij in plaats van de Heilige Schrift de ”Amadis van Gallië” en soortgelijke ontspanningslectuur die over de liefde handelde, zou lezen, en in plaats van handwerken en naaien een gaillarde zou leren dansen en meer van dergelijke hoofsheid, zoals dat in de Nederlanden gebruikelijk en fatsoenlijk was”, duidt echter niet op een verschil in cultuur, zoals Delen zegt, maar op een verschil in opvatting met zijn lutherse schoonmoeder.
De ontwikkelingen aan het hof zijn ook wat dat betreft veelzeggend. Delen maakt duidelijk dat de meeste hovelingen Willem trouw bleven. Zelfs na zijn dood koos geen van de ”gentilshommes”, de adellijke gezelschapsheren, alsnog voor de Spaanse partij.