Tachtig Bijbels in een uur
Giechelend rennen twee meisjes de trappen op naar het centraal station in Enschede. Of ze een Bijbel willen, vraagt iemand. „Een Bijbel?”
„Daarin staat iets over de Heere, over God, over Zijn bedoeling met jullie leven.”Schouderophalend: „Wat hebben wíj daarmee te maken?”
„In deze Bijbel staat wat echt geluk is. Dit boekje is gratis.”
Met een Bijbeltje in de hand rennen ze verder, naar de trein. Over hun schouder roepen ze nog: „Succes, hé, met je Bijbels.”
Jacob de Greef en Martijn de Groot staan met twee dozen vol Bijbels bij de ingang van het centraal station in Enschede. Jacob de Greef doet dat iedere donderdag, vandaag samen met Martijn de Groot. De Greef (29) uit Nunspeet werkt vier dagen per week op een accountantskantoor. Elke donderdag deelt hij Bijbels uit, vaak op treinstations. De Groot (24) uit Oldebroek studeert theologie in Apeldoorn. Van tijd tot tijd gaat hij met De Greef mee.
In een druilerige regen staan ze op de trappen. De eerste voorbijgangers bedanken voor de Bijbel. Nee, dank je wel. Nee hoor, niet nodig. Nee hoor, geef ’m maar aan iemand die er wat aan heeft.
De zesde neemt de Bijbel aan. Hij stopt hem in zijn tas. Een volgende vindt het ook wel interessant, zo’n gratis boekje.
Een puber met een zwarte muts op kijkt nieuwsgierig. Jacob de Greef legt uit dat de Bijbel het Woord van God is. „Heb ik dat nodig dan?” De Greef knikt: „Zonder Bijbel kun je níét leven!”
De puber bekijkt de voorkant, de achterkant, knikt en zegt: „Vriendelijk bedankt.” Terwijl hij bij de stationsautomaat een ticket koopt, bladert hij, van voren naar achteren, de Bijbel door.
Pro Deo
Jacob de Greef begon in 2005 op eigen houtje met evangeliseren. Hij kwam vervolgens in contact met de Stichting Bijbelverspreiding. Ds. J. G. van Tilburg uit Waddinxveen en evangelist P. Pols uit Uden vroegen hem te helpen met Bijbelverspreiding in het oosten van het land. Hij maakte er een dag in de week voor vrij. Pro Deo. „Dat betekent: Voor God. Als je iets voor God mag doen, is het goed. Hij is het waard.”
Dit is puur pionierswerk, zegt De Greef. „Je zaait, en je blijft zaaien, en je ziet bijna nooit iets van de vruchten. Wij kunnen ook niet doorverwijzen naar een kerk of naar een gemeente. Dat is wel eens moeilijk. Je kunt met niemand contact opbouwen. Als je eens een goed gesprek hebt gehad met iemand, en je hebt een Bijbel weg kunnen geven, heb je soms de behoefte om zo iemand een week later nog eens te spreken. Mensen hebben ook iemand nodig die hun het Woord uitlegt. De Heere gebruikt echter vaak meerdere mensen. Wij zijn slechts een schakeltje en we moeten leren vertrouwen dat de Heere ook een uitlegger zal zenden. Het Woord Zelf is trouwens een kracht Gods tot de zaligheid.”
Martijn de Groot: „Wij leven in een zendingsland. Als je genade hebt ontvangen, dan is het toch niet te veel om een deel van je tijd voor Hem te gebruiken? Ik zie dit in het licht van het ambt aller gelovigen. De Heere Jezus zegt dat we een zoutend zout en een lichtend licht moeten zijn.”
Toen Jacob de Greef net begon met het uitdelen van Bijbels, vroeg hij zich wel eens af aan wie hij een gratis Bijbel zou moeten aanbieden. Er ging toen eens iemand met hem mee die tegen hem zei: „Jacob, we geven aan díé mensen een Bijbel van wie de Heere wil dat ze een Bijbel krijgen. God zorgt er Zelf voor dat díé mensen bij ons langskomen. Hij weet waar Zijn Woord moet zijn.”
Evangeliseren is ook nuttig voor jezelf, zegt Martijn de Groot. „Zo leer je hoe je binnen een minuut moet vertellen wat het geloof in God betekent. Zelf zit je ook wel eens in het donker. Maar als je iets mag doorgeven aan een ander, gaat voor jezelf het licht ook weer op.”
Een moslim heeft interesse. Hij noemt zichzelf een moderne moslim. Hij staat open voor andere geloven en het christendom en de islam zijn bijna hetzelfde, zegt hij. „Alleen, Allah heeft géén zoon!”
Marokkaans
Om het kwartier stopt er in Enschede een trein. Juist dan is het druk op de trappen. Jongeren zijn het toeschietelijkst. Marokkaanse jongeren nemen ook gauw een Bijbel aan. „Ze vinden dat westers, en stoer”, zegt Martijn de Groot. Vooral ouderen zijn stug, gesloten, onbereikbaar, kijken verachtelijk, lopen stoïcijns door.
De Greef is in gesprek geraakt met een vijftiger met een rugtas. Het duurt nogal. Een geblondeerde dame mengt zich in het gesprek. De man is kerkelijk. Hij zegt: „Ik heb al een Bijbel. En God is mij genadig.” De Greef kijkt vragend. „Op grond van het offer van Christus”, zegt de man. De blonde vrouw houdt het voor gezien. Ze moet nodig naar de trein.
Een groepje jongelui komt voorbij. De voorste doet zijn oortelefoontje uit en neem een Bijbel aan, de rest volgt. Martijn de Groot: „Als de eerste van zo’n groep een Bijbel in ontvangst neemt, doen ze het allemaal. Als de eerste weigert, weigeren ze allemaal. Dat is de cultuur van de groep.”
Of ze een aansteker hebben, vraagt een jongen met een shagje op de lip. „Ik heb iets beters voor je”, zegt Martijn de Groot. Dat is tegen dovemansoren gezegd.
Een verliefd stel stiefelt regelrecht af op de bakken waar altijd de gratis Metro’s liggen. De bakken zijn echter leeg. „Ik heb wel iets anders voor jullie om te lezen.” Aarzelend pakt zíj de Bijbel aan. Als ze weglopen blijkt híj nieuwsgieriger. Al bladerend halen ze hun trein.
Jacob de Greef legt contact met een jongeman. Half belangstellend hoort hij het aan. Langzaam loopt hij door. De Greef loopt met hem mee, de trappen af. „De Heere heeft je iets te zeggen”, dringt hij aan. De jongeman aarzelt, glimlacht, en hakt dan toch de knoop maar door: „Nee, nee, ik heb andere dingen te doen.”
Martijn de Groot praat met drie opgeschoten jongens. Ze willen geen Bijbel. Een paar minuten later neemt de eerste een Bijbel aan. De tweede volgt. De derde wil niet. Bij hem stopt De Groot vriendelijk glimlachend een Bijbel in zijn jaszak. „Je hoeft niemand te zeggen dat ze met Gods Woord gelukkig kunnen worden, want dat zijn ze al, denken ze. Ze zijn gelukkig, zonder God, niet beseffend hoe diep hun ongeluk is, hoe versplinterd hun leven.”
Tachtig Bijbels
De Bijbels die worden uitgedeeld zijn uitgaven van de Stichting Bijbelverspreiding: ”Het levende Woord, een Nieuw Testament uit de Bijbel”. Met een goed uur zijn de twee dozen met Bijbels leeg. Er zijn er tachtig uitgedeeld.
In het stationsrestaurant zit de moderne moslim aan de koffie, geïnteresseerd te lezen, over God Die Zijn Zoon gegeven heeft, opdat eenieder die in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe.
Een Bijbeltekst op een NS-station
Op de poster staat een getekend mannetje. Vertwijfeld draait hij, op zoek naar de waarheid, zijn rondjes. De bijgevoegde tekst wil hem de weg wijzen: „Ik ben het Licht van de wereld.” Met enige regelmaat hangen zulke posters op billboards op NS-stations. Om treinreizigers de goede route te wijzen: „Wie Mij volgt, zal nooit in het donker rondtasten.”
Sinds 1970 plaatst de stichting Stevan op bus- en treinstations posters met Bijbelteksten. Het initiatief ervoor ontstond in Alphen aan den Rijn. Daar werden aan bus- en treinreizigers traktaten uitgedeeld. Op het Alphense NS-station kwam ook de eerste affiche met een Bijbeltekst te hangen. Het idee waaierde uit over het land. Stevan zorgt er inmiddels voor dat jaarlijks enkele honderden affiches op Nederlands NS-stations hangen.
Bijbelteksten roepen bij velen vragen op. Ron en Maudy Ester uit Helmond zijn de nazorgmedewerkers van de stichting. Zij beantwoorden vragen die de posters oproepen. „Mensen vragen zich af: Wat is dat, een Bijbel?” Of: Wat staat er in zo’n Bijbel? Of: Hoe kom ik aan een Bijbel? Het is onze overtuiging dat God iedereen in deze wereld in de gelegenheid stelt om de Bijbel te lezen. Dat is Zijn plan met deze wereld. Wij zijn slechts Zijn werktuigen.”
Stevan heeft als doelstelling „mensen de weg te wijzen die God ons aanwijst, in Zijn Woord, de Bijbel.” De stichting ontstond uit de geloofsgemeenschap Vergadering der gelovigen. „Dat betekent niet dat wij de daarbij behorende Bijbelvisie als voorwaarde stellen om de blijde boodschap te brengen over God Die liefde heeft voor het verlorene”, zegt Ron Ester.
De reacties van mensen op Bijbelposters zijn erg verschillend. Maudy Ester: „Soms belt er iemand die ons sommeert die affiches weg te halen: Hij wenst op een treinstation niet geconfronteerd worden met een Bijbeltekst. Soms belt er iemand die zegt: „Wat is het geweldig dat je in deze tijd nog met een Bijbeltekst de trein kunt instappen.” En een derde die belt, kan heel wanhopig zijn, kan de weg kwijt zijn in z’n leven. Dan hoor je aan de andere kant van de lijn iemand in nood: „Ik weet het allemaal niet meer. Kunnen jullie me helpen?” Een vierde zegt: „Vroeger heb ik in de Bijbel gelezen. Ik ben ’m kwijtgeraakt, maar, ik zou toch wel weer graag in de Bijbel lezen. Hebben jullie soms een Bijbel voor mij?”
Stevan is geen organisatie voor maatschappelijke hulpverlening. Ron Ester: „Wij kunnen niet concreet helpen als iemand in nood zit, want op afstand kunt je weinig doen. We kunnen wel als dat nodig is doorverwijzen naar de hulpverlening. Wat we veel doen is praten met iemand, soms wel drie uur lang, over de weg terug, weer naar God toe. En soms eindigt zo’n gesprek met een gebed, samen, door de telefoon. Daarna moet je zo iemand weer loslaten, overgeven aan God.”
De posters van Stevan hangen op dure reclameborden. Het normale tarief ervoor is door Stevan niet op te brengen. De stichting probeert tegen gereduceerd tarief lege plekken binnen te halen. „We hebben wel sponsors die het de moeite waard vinden dat er naast alle rotzooi op een treinstation ook iets uit de Bijbel aanwezig is. Zulke mensen zeggen: Hier is geld.”
Zo’n tien bestuursleden vormen als vrijwilligers de stichting. Ron en Maudy Ester zijn de contactpersonen voor reacties. „Wij hebben zelf een Bijbel. Die heeft God aan ons gegeven. Het is Zijn testament, daarin staan Zijn beloften, daarin staat Zijn erfenis. Wij vinden dat iedereen dat moet weten.”