Naald en draad voor oude rebellen
Ruben Cuervo is nog steeds communist, want in Colombia zijn onrecht en uitbuiting nog aan de orde van de dag. Maar de bloedige rebellenbeweging heeft hij ingeruild voor een opleiding tot kleermaker. Na het inleveren van zijn wapens wil hij zijn idealen met naald en draad verwezenlijken.
”Ciudad Bolivar” is een mooie naam voor een achterbuurt van Bogota. In het gebied van ruim 20 vierkante kilometer wonen meer dan een half miljoen mensen. De meeste houten krotten hebben plaatsgemaakt voor kleine stenen huizen. Maar de omstandigheden blijven pover.Begin jaren negentig wilde pater Jaime Garcia Cuellar ervaren hoe het leven daar was. Bogota trok veel binnenlandse vluchtelingen, die elders in het land gevaar liepen door de revolutionaire guerrilla of de paramilitairen (de bloeddorstige burgerlegers). Anderhalf jaar leefde de rooms-katholieke priester in een klein huisje in Ciudad Bolivar, te midden van moord en misdaad, prostitutie en politieke intimidatie. Hij zag dat vooral jonge mensen werden aangetrokken door de revolutionaire bendes.
Cuellar geniet er nog steeds van over deze ondervinding te vertellen. Zijn kennismaking met de zelfkant van Colombia vormt de grondslag van de brede beroepsopleiding die daarna is ontstaan in Ciudad Bolivar.
Eerbetoon
De priester heeft zijn kantoor op de bovenverdieping van Centro Juan Bosco Obrero. Achter zijn bureau hangt een schilderij van de Italiaanse pater Juan Bosco (1815-1888). In de straten van Frankrijk, Spanje en Argentinië ontfermde deze zich over kinderen in armoede. „Dit centrum is een eerbetoon aan hem”, vertelt de 78-jarige priester.
Jongeren naar een hoger niveau tillen - dat is ook wat Cuellar wil. „De enige manier om deze mensen te helpen is het bijbrengen van praktische vaardigheden. Als ze een technisch beroep kunnen uitoefenen, biedt dat hen ook een richting. Daarom heb ik me hieraan toegewijd.”
Op Juan Bosco kun je allerlei beroepen leren, van automonteur tot kleermaker. Er staan 3600 jongeren ingeschreven bij de school.
Het initiatief van de geestelijke trok de aandacht van de politieke leiding van Colombia. President Uribe -zelf ook rooms-katholiek- bracht kort na zijn aantreden in 2002 drie werkbezoeken aan de school. „Hij waardeerde onze aanpak.” In 2005 vroeg hij de pater of hij Juan Bosco mocht aanwijzen als opleidingscentrum voor voormalige guerrilla’s en paramilitairen. Door het bieden van scholing probeerde de regering de ondergrondse beweging leeg te lokken.
De pater zei ja en prompt werd zijn school overspoeld door 1500 ex-rebellen. „We hebben een cursus van 300 uur ontwikkeld die is gericht op het direct verwerven van een inkomen. Dat is niet genoeg. Velen zijn teruggekeerd naar hun bendes, maar sommigen hebben gekozen voor een vervolgstudie.”
Oorlog
Ruben Cuervo is een van de ex-guerrilla’s die aan pater Jaime werden toevertrouwd. De 26-jarige man is stil en gereserveerd. Hij is stevig gebouwd en heeft donkere, onrustige ogen. In Ciudad Bolivar woont hij samen met een vriendin.
Hij komt uit de regio Meta, een provincie ten zuiden van de hoofdstad Bogota. Daar meldde hij zich in 1998 bij de FARC, de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia. „Ik had allerlei problemen, met mijn familie en zo. Ik had geld nodig. Maar ik wilde vooral weten wat oorlog was.”
Ruben wist bij wie hij zich kon melden: de FARC is wijdvertakt in de regio Meta. In afgelegen streken werd hij getraind als guerrillasoldaat. Daarna deed hij mee aan operaties. „We vochten tegen de paramilitairen. Een van hun groepen richtte in de omgeving een bloedbad aan. Meer dan dertig mensen werden gedood en in stukken gehakt. Ze traden op in het uniform van het regeringsleger. Wij hebben hen overmeesterd en hun basis ingenomen.”
Ruben heeft zelf ook dodelijke schoten afgevuurd. „In de strijd richtten we op bijna iedereen: soldaten, politieagenten, paramilitairen. Maar nooit op burgers.”
De jonge rebel kreeg ook onderwijs in de ideologie van de guerrilla. „Onze drijfveer was het land te bevrijden. Wij streefden naar een land zonder geweld.”
Toch besloot Ruben in 2006 te ontsnappen uit de rebellengroep. „Toen ik op verlof was, zetten mijn vader en mijn grootouders mij onder druk niet terug te keren naar mijn kamp. Twee weken hield ik me verborgen. Toen heb ik me bij de politie gemeld.”
Daar mocht hij om te beginnen zijn wapens inleveren. In ruil daarvoor kreeg hij een verklaring waarin de regering hem zekere privileges beloofde. „Slechts 25 procent daarvan komt ze echt na”, bromt de student. „En de studiebeurs is niet genoeg.”
Pas bij de politie hoorde hij van een programma voor re-integratie van voormalige rebellen. „Zo kreeg ik de kans op deze school te leren voor kleermaker. Binnenkort hoop ik mijn diploma te halen.”
Ruben is niet bang voor strafrechtelijke vervolging. „De regering weet niet wat ik heb gedaan. Ik heb alles zo gedaan dat er geen bewijs is.”
Bang voor wraak van de guerrilla is hij ook niet. „Het leven verloopt normaal. Ik zoek het gevaar niet op. Mijn familie loopt groter gevaar”, denkt Ruben. „Maar ach, we zijn geboren om te sterven”, stelt hij gelaten.
Spijt van zijn daden heeft hij niet, verzekert hij. „Ik heb alles gedaan uit volle overtuiging. Ik heb geen slechte dingen gedaan. Mijn idealen zijn ook niet veranderd. De grootschalige onderdrukking in ons land is gebleven. Ik ben nog steeds communist.”
Strijd
Pater Jaime Cuellar geniet ervan om te zien hoe voormalige bendeleden hun leven weer op orde krijgen. „Aanvankelijk waren we bang dat deze mensen de bestaande studenten in verwarring zouden brengen. En nog groter was onze angst dat paramilitairen en guerrilla’s hun strijd hier zouden voortzetten. Maar dat is meegevallen. We zijn in staat geweest hen respect bij te brengen.”
De priester voelt zich in zijn werk geïnspireerd door de zogeheten ”theologie van de bevrijding”. Deze leer -waarin de horizontale verhoudingen centraal staan- heeft veel invloed in Zuid-Amerika. „Ik ben daardoor aangesproken vanwege de toewijding aan het verlorene. Dat motiveert me anderen een kans te bieden de armoede te overwinnen.”
Cuellar heeft geen eigen parochie, maar is toch volledig priester. „Ik dien de gemeenschap. Elke ochtend draag ik de mis op. Voor onze mensen hier, op Juan Bosco, is dat belangrijk. Religie staat in dienst van de mensen, niet andersom.”