Tegendraads én overtuigd rooms
Titel: ”Een hart om te denken”
Auteur: Adrianus Kardinaal Simons i.s.m. Hans Bouma
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2007
ISBN 978 90 435 13517
Pagina’s: 151
Prijs: € 17,50.
Een scherpe afwijzing van een decadente, Godloze cultuur én een overtuigd roomse visie op mens en kerk. Dat is de rode draad van een boek dat kardinaal Simonis in samenwerking met Hans Bouma schreef. De hoogste baas van rooms-katholiek Nederland gaat in op diverse belangrijke theologische, kerkelijke, ethische en culturele thema’s die hem de afgelopen vijftig jaar hebben beziggehouden. „Ik ben geen zielige celibatair of starre, keiharde, ultraconservatieve man. Wel een conservatief in de positieve zin: het goede bewaren.” Simonis heeft ons wat te zeggen als het gaat om de kritiek op de westerse cultuur. Hij worstelt om de waarden van het christendom in de cultuur onder de aandacht te brengen. De aandacht van de media voor de boodschap van de kerk is er echter amper. „Geen interesse, of te lang, of te ouderwets.” Het moet allemaal vooral „kort en bondig” zijn, zo typeert hij de ziekte van deze tijd. „Er is in onze cultuur een groot gebrek aan werkelijk nadenken, echte reflectie, ook over consequenties op langere termijn. Vaak komt men niet verder dan het uiten van emoties.”
Hij is scherp over de hang naar vrije en ongebonden seksualiteit. Hij hekelt het homohuwelijk: „Wat sinds de schepping als normaal en vanzelfsprekend heeft gegolden, namelijk de verbintenis van een man en een vrouw om in wederkerige liefde kinderen voort te brengen, wordt moedwillig doorbroken.” Als je hier kritische kanttekeningen bij plaatst, kijkt men je aan alsof je van een andere planeet komt, is Simonis’ ervaring.
De kardinaal lijdt „mateloos” onder het „grenzeloze kwaad” van abortus. Abortus is een „verworvenheid” van onze moderne tijd. Een schizofrenie die hij niet begrijpt. „Zonder pardon wordt afgerekend met een mens in wording, een uniek, onherhaalbaar mens. Een eeuwig idee van God.” Hij vindt het hypocriet dat men in ons land wél opkomt voor het recht van bedreigde kinderen, ook zeer jonge, pasgeboren kinderen, maar van abortus geen probleem maakt. Er wordt op een vreselijke manier met twee maten gemeten. „Om het eens plastisch te zeggen: in de ene kamer van een ziekenhuis wordt een moeder die 24 weken zwanger is geaborteerd en in de andere kamer krijgt die 24 weken oude baby een operatie om het leven te redden.”
Simonis houdt een pleidooi voor het gezin als eeuwenoude scheppingsordening. Hij heeft veel respect voor moeders (of vaders) die bewust de keuze maken om niet buitenshuis te werken en thuis te blijven voor het gezin. „De afwezigheid van beide ouders in gezinnen met nog jonge kinderen kan een gevaarlijk vacuüm in de opvoeding opleveren. Het is wetenschappelijk bewezen, psychiaters zijn het erover eens dat psychische problemen in een latere levensfase vaak hun oorzaak vinden in een gebrekkige of falende ouder-kind relatie.”
Echt rooms
De kardinaal houdt ons een duidelijke spiegel voor op het punt van de (cultuur)ethiek. Maar hoe is zijn mensbeeld? Het valt op dat dit (erg) positief is. Dat de mens naar Gods beeld is geschapen, wil zeggen dat hij in staat is met God in dialoog te treden, „partner van God” te zijn. God is de absoluut volmaakte Vader, Die ons scheppend en zorgend draagt, maar ook een Vader, die ons als vrije mensen in aanzijn roept en onze vrijheid volledig eerbiedigt. Hij is „een Vader die nooit dwingt, maar wel dringt Hij ons onze vrijheid goed te gebruiken. Zijn respect voor onze vrijheid betekent ook, dat Hij het risico neemt dat wij ons van Hem afwenden.” Geloof in God moet „een volstrekt vrije keuze” zijn.
Toch komt dit alles ook weer niet in mindering op de genade. Bij een protestant is het of-of: geloof óf werken, Schrift óf traditie, maar bij een rooms-katholiek is het beide. God vindt de mens zo belangrijk dat Hij ons een grote verantwoordelijkheid geeft, maar Hij hoeft dat allerminst te doen. Het is „pure genade.”
Voor Simonis is de menswording van God het kernmysterie van het christelijk geloof. In Jezus Christus wordt duidelijk wie wij zijn: goddelijk, uit God geboren. Dat Jezus Zijn laatste woord is, neemt vervolgens ook kosmische proporties aan. „Jezus is de nieuwe Adam, de nieuwe mens, en de hele mensheid neemt Hij met zich mee. Jezus is het grote antidotum, het tegengif voor een mensheid die het verknald heeft.”
Biecht
Simonis heeft de biecht hard nodig vanwege zijn zonden, al voegt hij eraan toe dat ze vaak niet spectaculair zijn. Sacramenten zijn wezenlijk voor hem, vooral, het centrale sacrament: de eucharistie, hét sacrament van de verzoening tussen God en mens. Het éne offer van Christus wordt door de priester, als representant van Christus, „tegenwoordig gesteld.”
Bij protestanten gaat het bij het Avondmaal veeleer om een eerbiedig gedenken van wat er vroeger heeft plaatsgevonden. Overigens heeft men in bepaalde protestantse kringen, zo zegt Simonis, ook weer zo’n zwaar zondebesef, dat men het Avondmaal mijdt of er slechts met de grootste schroom aan deelneemt. Simonis: „Ik heb hier alle respect voor. Veel katholieken gaan wel erg gemakkelijk ter communie. Ze ervaren haar vooral als een gemeenschapsviering: samen delen, samen eten, samen drinken. Maar er is zoveel meer aan de orde: ik ontvang de Heer zélf.”
Simonis stelt duidelijk dat „van meet af aan” christenen hebben beleden „dat brood en wijn door de scheppende kracht van de Geest werkelijk, substantieel, veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus.”
Als rooms-katholiek is Simonis opgevoed met Rome, met de paus. „De Kerk was in mijn jeugd: de paus, de bisschoppen en de priesters.” In Nederland is de fixatie van de kerk op Rome zeer versterkt door de Reformatie, zo redeneert Simonis merkwaardig. „Er ontstond een klimaat dat zó anti Rome en anti de paus was, dat katholieken gewoon naar Rome werden toegedreven.”
Simonis is opgevoed met het idee dat hij behoorde tot een grote wereldkerk. De paus is van die kerk het zichtbare hoofd. Zelf voelt hij zich het meest thuis in de Romeinse vorm. Voor zo’n wereldinstituut als de Rooms-Katholieke Kerk zijn zeer duidelijke en stringente richtlijnen en normen nodig, gedragen door een hechte juridische structuur. Dank zij de Romeinse geest, het krachtige Romeinse rechtsbegrip en rechtsgevoel, heeft de Rooms-Katholieke Kerk een degelijke juridische organisatie gekregen en kan zij wereldwijd naar behoren functioneren.
Paus
Protestantse exegeten weten volgens Simonis geen raad met de bijzondere plaats die Jezus aan Petrus toekent. In Johannes 21 draagt Jezus Zijn herderschap over aan Petrus. „Daarmee wordt Petrus op volkomen natuurlijke wijze de Plaatsbekleder van Christus.” De paus is dus niet, zo voegt hij er subtiel aan toe, God op aarde of Christus op aarde.
Simonis is een overtuigd Mariavereerder. Maria is het oermodel, het prototype van de kerk. Het gaat hem te ver dat Maria de middelares van alle genade is. „Maria staat model voor de Kerk als geloofsgemeenschap. Ze functioneert in het geheel van Gods volk en is betrokken op Christus. Maria is niet een soort halfgodin, maar een en al schepsel. Wel het meest begenadigde schepsel.”
Zeer lovend is Simonis ook over de bedevaarten naar Lourdes. Simonis gelooft stellig dat Maria in 1858 maar liefst achttien keer aan de veertienjarige Bernadette Soubirous in Lourdes is verschenen. Bij haar zestiende verschijning openbaart Maria zich aan Bernadette als de ”Onbevlekte Ontvangenis”. Een uitdrukking waar zij (uiteraard!) niets van begrijpt. Juist vanwege dat onbegrip neemt de pastoor haar ten slotte serieus. „Het in 1854 uitgesproken dogma van de Onbevlekte Ontvangenis krijgt hier zo een verrassende onderbouwing. Maria is inderdaad van tevoren gevrijwaard van de erfzonde, omdat haar moeder Anna haar zonder zonde had ontvangen.”
Simonis heeft ook nog de Mis in oude stijl meegemaakt. Het bidden was een ritueel, een mysterieus gebeuren dat hij als weldadig ervoer. „Die priesters baden plaatsvervangend, uiterst heilzaam bemiddelden zij tussen God en mij. Wel heel sterk beleefde je zo, dat liturgie primair een gave van boven is, een hemels brood van genade. Door de liturgische vernieuwing raakten veel mensen van slag. Ze moesten nu plotseling zelf een zonnetje zijn.”
Oud geworden
Simonis (75) is nu een oud man geworden, maar ouder worden houdt ook in rijker worden, rijker aan (levens)ervaring. Hij noemt het triest dat onze cultuur geen respect voor oude mensen meer heeft. Men ziet niet in dat de werkelijke waarde van de mens niet gelegen is in zijn prestaties en functies, maar in zijn levenswijsheid. Maar ook omgekeerd: het is een diepe tragiek dat kinderen die op zoek zijn naar verheldering en zingeving tevergeefs bij ouders aankloppen. „Zij krijgen te horen: Ik zou het niet weten. Doe maar wat je een goed gevoel geeft.”
Met deze woorden raakt Simonis ongetwijfeld ons hart. Zijn analyse van een op drift geraakte cultuur als gevolg van doorgeslagen vrijheid en autonomie is scherp en overtuigend. Dat maakt het zo lastig om dit boek recht te doen. Want het perspectief van Simonis is overtuigd rooms, mede door de optimistische visie op de mens en zijn vrijheid en een sterk geloof in de kerk als instituut en de bemiddelende kracht van de clerus. Maar afgezien van deze bron is er veel dat tot nadenken stemt en bij bepaalde ethische kwesties zonder meer herkenning oproept.