Glorie vergaat
Een peiling wijst uit dat de Lijst Pim Fortuyn (LPF) minder populair is dan bij de in mei gehouden verkiezingen voor de Tweede Kamer. Niet meer dan een kwart van de oorspronkelijke LPF-stemmers bleef de partij trouw. Indien er op dit moment parlementariërs gekozen moesten worden, zou de LPF acht zetels halen. CDA en VVD zouden in het bijzonder profiteren van het tanende enthousiasme. De emoties rond de laffe moord op leider Fortuyn schijnen enigszins weg te ebben.De uitslag van de peiling geeft tegelijk aan hoezeer twijfel de toon aangeeft in onze cultuur. Het lange tijd toonaangevende gezond verstand en het vooruitgangsgeloof hadden God en de Bijbel opzijgeschoven. Nu echter staat niet het één of het ander, maar alles ter discussie. Er lijkt geen houvast meer te zijn, geen objectieve werkelijkheid. En dat alles krijgt vorm in de onberekenbare luimen van zwevende kiezers.
Acht zetels is overigens nog altijd een fors aantal. Toen D66 voor de eerste keer deelnam aan de Tweede-Kamerverkiezingen, in 1967, behaalde de partij zeven van de 150 zetels. Dat was in die tijd voor velen een schokkende ervaring. Een partij die als het ware opkwam uit het niets! Ook het succes van de Boerenpartij, die in 1967 zeven zetels veroverde, deed van zich spreken. De LPF is dus nog lang niet van de kaart.
De peiling werd gehouden in relatie tot het AVRO-programma 1opdeMiddag. Er waren 500 mensen bij betrokken. Dat is niet bijster veel. Om enig vertrouwen te kunnen koesteren in de geloofwaardigheid van de uitkomst zou het van belang zijn meer te weten over de woonplaats, de sociale status enzovoorts van de individuele mensen uit de groep.
Maar ook zonder die informatie valt vast te stellen dat de neergang kennelijk doorzet. Begin juli zakte het aantal zetels volgens een NIPO-onderzoek van 26 naar 18. In de laatste week van juli vertelde het bureau Interview/NSS dat er van de 18 nog 15 zetels over waren. Kennelijk is er nog steeds sprake van een dalende lijn nu de peiling het op niet meer dan acht kamerstoelen houdt.
Alles overziende, valt toch te overwegen of een politieke partij die zich kennelijk slechts kort kan verheugen in kiezersgunst, gelijk op het regeringspluche zou moeten zitten. Wellicht stelt iemand de vraag of zo’n partij niet eerst gedurende een periode van enkele jaren enige stabiliteit moet bewijzen in plaats van direct de lakens uit te delen. Concretisering daarvan is echter onmogelijk. Elk nieuw kabinet moet -bijzondere omstandigheden daargelaten- immers kunnen rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer.
Makelaar Harry Mens, goed bevriend met Pim Fortuyn, vond na de moord dat de Lijst Pim Fortuyn het beste kon worden opgeheven. Dat zou Fortuyn volgens hem in deze situatie zo hebben gewild. Zeker nu een reeks conflicten de LPF en haar bestuur heeft geteisterd, verdient die notie nieuwe aandacht.
Glorie vergaat. Dat wist in de jaren ’70 van de vorige eeuw ook D66. Die partij heeft destijds serieus opheffing en beëindiging van haar bestaan overwogen.