Stille tijd
Luitenant-generaal Dan Halutz slaapt soms maar een halfuur per etmaal. De chef-staf van het Israëlische leger kan zich in de strijd met Hezbollah niet meer nachtrust veroorloven. Zijn arts waarschuwde hem vorige week dat hij wat meer rust moest nemen.
Vergeleken met de aanbevolen slaapduur van zeven uur per nacht is een halfuur wel erg weinig. Zelfs voor een militair. Slaaptekort leidt niet alleen tot ongelukken langs de weg. Er zijn geruchten dat rampen als die van Tsjernobyl en het ongeluk met de olietanker Exxon Valdez te wijten zijn aan slaapgebrek van werknemers. Wat daar ook van waar is: een waakzaam militair moet op zijn minst ook wakker blijven.Een soortgelijk plichtsbesef als dat van Halutz kwam ook voor bij geestelijke strijders. Voorbeelden daarvan zijn er te over. De zeventiende-eeuwse Schotse hoogleraar Samuel Rutherford stond steevast om drie uur ’s morgens op. De Engelse puritein Joseph Alleine sliep een uur langer. Als hij soms bij het opstaan hoorde hoe werklieden hem al vóór waren, zei hij: „O, dit geluid maakt me beschaamd. Verdient mijn Meester niet meer dan hun meester?”
Beiden brachten ze de eerste uren van de dag door met gebed, Bijbelstudie en meditatie. Was dat altijd zo bevorderlijk voor hun gezondheid of hun gezin? Toen de vrouw van Alleine vroeg of hij niet wat meer tijd met haar wilde doorbrengen, zei hij: „Ik weet dat jouw ziel gered is, maar voor hoevelen moet ik zorgen die dreigen om te komen!” Ze wandelden in het spoor van Calvijn: Het geeft niet als ik verteerd word, als ik maar nuttig ben.
Valt zo’n dagindeling te combineren met het gejaagde bestaan van de hedendaagse westerling? Van iemand die aan het hoofd staat van groot gezin of bedrijf, een grote kennissenkring heeft en een groot aantal nevenfuncties vervult? Dat ontspoort toch direct als iemand uren doorbrengt met mediteren over de belangen van zijn ziel? Spurgeon maakte korte metten met deze „dunne leugen.”
„Niemand komt om van de honger, omdat hij geen tijd heeft om te eten. Nu, als God ons de tijd heeft gegeven om ons natuurlijke lichaam te verzorgen, hoeveel temeer heeft Hij ons dan de tijd gegeven om de ziel te voeden. Ik tref mijn vrienden niet half gekleed op straat aan, maar ik merk dat sommigen van hen menig halfuur besteden aan die extra speld en dat extra lint. Nu, zeker, als ze de tijd hebben om het lichaam te kleden, dan moeten ze ook tijd hebben gekregen om de mantel der gerechtigheid aan te doen en daar de ziel mee te bekleden. Als u de tijd niet hebt, God heeft hem u wel gegeven, dus moet u hem verkeerd gebruikt hebben.”
De verleiding is inderdaad groot om, als er een keer weinig tijd is, te bezuinigen op de geestelijke belangen. Beknibbelen op het Bijbellezen, bijvoorbeeld. In oude huwelijksbijbels is het gedeelte rond de Psalmen vaak het meest beduimeld. Komt dat door de grote waardering voor dit troostboek, of vanwege het: „Lees maar even een psalm”? Luther draaide dat juist om. Als hij het druk had, zei hij: „Ik moet vandaag minstens drie uur bidden, anders kom ik niet door mijn werk heen.”
Stille tijd is in reformatorische kringen een wat verdachte term. De reden daarvoor is onduidelijk. Vanwege de methodistische trekjes, of omdat evangelischen hen hierin beschamen?
Ook al is de term niet letterlijk in Gods Woord te vinden, het gaat hier om een voluit Bijbels gebruik. Job stond vroeg op, om te offeren voor de zonden die zijn kinderen mogelijk gedaan hadden. Izak was kennelijk gewend om zich tegen de avond af te zonderen om te bidden. Volgens de kanttekening mag dit ook vertaald worden met mediteren („zijn zinnen met godzalige gedachten en aanbiddingen voor de Heere oefenen”).
Menig drukke oudere of jongere heft nu misschien wanhopig zijn handen in de lucht. Het moderne levenspatroon verdraagt zich slecht met deze geestelijke oefeningen. Toch geeft dat op zijn minst te denken. Welke Meester verdient de meeste tijd?
De Israëlische luitenant-generaal beseft dat hij elke minuut maar eenmaal kan besteden en offert zijn nachtrust op voor de veiligheid van zijn volk. Daar kunnen christenen veel van leren.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het RD.