„Gehoorzaamheid voor zendeling het belangrijkst”
HARSKAMP - „Om tegenwoordig als zendeling uitgezonden te kunnen worden, moet je psychologische tests doorstaan, stressbestendig zijn en veel kennis hebben. Als die maatstaven aangelegd zouden zijn voor de profeet Jeremía, zou hij afgewezen zijn.”
Dat zei ds. N. P. J. Kleiberg, hersteld hervormd predikant te Veenendaal, zaterdag tijdens de landelijke zendings- en ontmoetingsdag te Harskamp. De bijeenkomst, die door zo’n 300 mensen bezocht werd, was georganiseerd door de plaatselijke hersteld hervormde gemeente en werd zoals gewoonlijk gehouden op de appelplaats van de legerplaats.De Veenendaalse predikant sprak over de roeping van Jeremía. Hij zei dat God andere maatstaven aanlegt dan de mensen doen. „Jeremía vond zichzelf niet goed, en vaak zouden wij het daarmee eens kunnen zijn. Tijdens een dieptepunt in zijn leven vervloekte hij zelfs zijn geboortedag. De Heere legt echter andere maatstaven aan en brengt Zelf alles mee wat nodig is. Hij vraagt niets anders dan gehoorzaamheid.”
Ds. Kleiberg veronderstelde dat er een jongere zou kunnen zijn die wat zou willen betekenen in de dienst van de Heere, maar die zichzelf ook niet geschikt vindt. „Als de Heere ons roept om van Christus te getuigen, hoeven we ons geen zorgen te maken of we geschikt zijn, of wat we moeten spreken. Het gaat er niet om of je bekwaam bent en genoeg geleerd hebt. Buig je knieën en vraag of de Heere jou wil roepen. Voor roeping tot zendeling is aan onze kant niets nodig. Dat geeft later troost. Dan hoef je niet bang te zijn wat het zal uitwerken. De Heere staat er Zelf voor in.”
De zendingsdag werd geopend door de plaatselijke predikant, ds. B. Reinders, die sprak over de Kananese vrouw (Matthéüs 15:28). Hij zei dat het een wonder was dat in de plaats waar eenmaal Izébel, de vrouw van Achab, vandaan kwam, geloof was. Of toch niet? „De Heilige Geest werkt het geloof. De Heere Jezus prees zijn eigen werk aan toen Hij tegen de vrouw zei dat ze een groot geloof had. Met de ene hand duwde Hij de vrouw van zich af en met de andere hand trok Hij haar naar Zich toe. Hij raakte haar in het hart. De vrouw heeft niet in eigen kracht overwonnen.”
Ds. J. G. Blom uit Nieuwleusen mediteerde over de slip van de Joodse man (Zacharía 8:23). Hij legde er de nadruk op dat christenen mensen van de wereld tot jaloersheid moeten brengen. „Is het in de praktijk te zien dat we christenen zijn? Mag u de heidenen om u heen vertellen wie de Heere voor u is? Als we de wereldse mensen niet tot jaloersheid kunnen verwekken, moet het ons tot schuld zijn. Het getuigenis van de enige Naam onder de hemel kunnen we toch niet alleen aan zendelingen overlaten? Of hebt u het kleed van Christus zelf nog niet aangegrepen? Pas als u zelf Christus kent, kunnen anderen jaloers op u worden.”
Ds. A. Vlietstra uit Katwijk aan Zee sprak ’s middags over de geschiedenis van Ananías en Saulus (Handelingen 9). Hij zei dat Gods soevereiniteit hier schittert. „Saulus gaat naar Damascus met brieven op zak om christenen te pakken. De naam van Ananías zal wel hoog op zijn dodenlijst hebben geprijkt. Saulus had niet gedacht dat Ananías hem de handen zou opleggen en Ananías had niet gedacht dat hij broederlijk contact met Saulus zou krijgen, maar God had het wel gedacht.”
Ds. K. Veldman uit Vriezenveen sprak over de schat in de akker (Matthéüs 13). Hij zei dat de meeste religies in wezen bestaan uit werken en onderhandelen. De gelijkenis van de schat in de akker laat het werken zien, aldus ds. Veldman, terwijl de gelijkenis van de parel van grote waarde een blik geeft op het onderhandelen. „Het moet aan een einde komen met het werken en met het onderhandelen. De koopman wil de parel niet meer verkopen en de man die de schat in de akker vindt heeft er alles voor over om die schat in zijn bezit te krijgen. Wie de Heere Jezus gekregen heeft, heeft genoeg.”