Wensen voor Sharon
De Israëlische premier Sharon kreeg een lichte beroerte. Hij ligt sinds gisteren in het ziekenhuis. Zoiets zou voor iemand van 77 jaar een signaal moeten zijn. De politicus denkt er echter niet over om een stap terug te doen. Dat bleek in een kort interview voor de radio. Hij zei al zestig jaar aan de top van de Israëlische politiek te staan. En hij wil zijn werk voortzetten. Denkt hij aan Mozes die volgens de Thora pas op 120-jarige leeftijd overleed? Sharon reageert op z’n kwaal alsof hij het leven in eigen hand heeft.
De Palestijnse president Mahmoud Abbas wenste zijn Israëlische collega een spoedig herstel toe. Hij vertolkte niet de stem van het volk. Want in de Gazastrook gaven radicale Palestijnen op straat uiting aan hun vreugde over Sharons ziekte. Ondanks het feit dat hij als geen ander concessies deed in hun richting via het terugtrekken uit de Gazastrook. Orthodoxe joden nemen hem dat niet in dank af. Zij beschuldigen Sharon van verraad.De wens van Abbas is trouwens ook op een andere manier tamelijk doorzichtig. In zijn in Moskou verdedigde dissertatie ontkende de Palestijn in het begin van de jaren ’80 het vreselijk karakter van de Holocaust. De Joden zouden bewust hun slachtofferrol hebben aangedikt door de getallen van de mensen die omkwamen kunstmatig op te schroeven. Misschien ontleent Ahmadinejad, de president van Iran, zijn visie mede aan de conclusies van Abbas. Hoewel deze ondertussen wat afstand heeft genomen van zijn proefschrift van destijds.
Van Ahmadinejad valt geen beterschapswens te verwachten. Enige tijd geleden vergeleek hij Israël met een tumor. Een boosaardig gezwel dat moet worden verwijderd. Vorige week herhaalde hij dat de Holocaust een mythe is. Kletspraat die nergens op slaat. De Iraanse president vindt dat Israël moet verdwijnen uit het Midden-Oosten. Het moet maar ergens in Europa of Amerika een staat stichten.
Iran vormt een steeds groter en reëel gevaar in de regio. En dat niet alleen vanwege zijn nucleaire aspiraties. Ahmadinejad lijkt z’n uiterste best te doen om de niet islamitische wereld zoveel mogelijk te provoceren. Ook in ’eigen kring’ ontvangt hij niet onverdeeld sympathie. Hij benoemde kort geleden een nieuwe minister voor Oliezaken. Een manager van een oliemaatschappij zei: „Wij weten net zo veel van de nieuwe minister als die man weet van olie.” De president zet vrienden op belangrijke posten die zijn islamitisch fanatisme delen.
De geschiedenis toont hoe sympathie kan veranderen. Iran gedroeg zich tot de revolutie van 1978 vriendelijk ten opzichte van Israël. Daarna was er sprake van antipathie. Er zijn ook andere voorbeelden. Veertig jaar geleden verklaarde de Egyptische president Nasser reeds dat Israël moest verdwijnen. Ondertussen is er al een aantal jaren sprake is van wat sommigen betitelen als een ”koude vrede”.
Het westen toont zich vriendelijk in de richting van Israël en zijn zieke premier. Misschien gaan Blair en Balkenende ook nog wensen van beterschap uiten in de richting van Sharon. Prachtig. Maar heeft de sympathie vanuit de wereld ook niet te maken met de als toegeeflijk en soepel beschouwde opstelling van Sharon?
De Europese Unie gaf Ahmadinejad op zijn kop. De Amerikaanse president Bush typeerde Iran als „een echte bedreiging.” Maar de machten waren niet altijd zo vriendelijk. Denk slechts aan de houding van Amerika tegenover Israël bij de Suezcrisis in 1956. Goede wensen hebben soms een egoïstisch karakter.
Als een politiek leider, zoals Sharon, bereid is om naar de pijpen van ’grote’ presidenten te dansen, heet hij een goed man. Maar als zijn plannen haaks staan op die van de grootmachten, is het maar de vraag hoeveel goede wensen er overblijven. Dat is herkenbaar in het dagelijks leven van iedereen.