Recht op zorg ontbreekt in WMO
Staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp (VWS) vindt dat de toekomstige Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) ouderen zorg op maat gaat bieden. In het RD van 12 december stelt ze dat het een illusie is dat Den Haag de burger beter kan bedienen dan de gemeente. Daarin heeft ze gelijk, maar dat is niet de vraag die nu speelt, meent Dick Corporaal.
Waar het nu om gaat, is dat het in het wetsvoorstel aan voldoende rechtszekerheid ontbreekt. Dat heeft ook voor ouderen nadelige gevolgen. Volgens de staatssecretaris beweert de Protestants Christelijke Ouderen Bond (PCOB) onterecht dat de WMO tot willekeur zal leiden in de zorg en ondersteuning voor burgers die dat nodig hebben.De PCOB vindt echter dat de WMO een wet moet zijn die beleidsvrijheid verbindt met rechtszekerheid. Dat is mogelijk door de wet zo te formuleren dat gemeenten zorg en ondersteuning op maat kunnen bieden, terwijl de wet ook omschrijft wat voor rechten mensen hebben. Dat laatste ontbreekt nu. Het wordt aan de gemeenten overgelaten hoe zij de uitvoering invullen. Op die manier schep je rechtsongelijkheid.
De staatssecretaris gaat in haar repliek voorbij aan een belangrijk uitgangspunt. Burgers willen niet alleen maar afhankelijk zijn van een gemeente die over hen waakt, maar willen weten waar ze aan toe zijn. Dat geldt zeker op het moment dat er zorg en ondersteuning nodig is in een mensenleven. Niet alleen als het Rijk, maar ook wanneer de lokale overheid daarvoor verantwoordelijk is.
Bezwaar
Dat betekent allerminst dat de PCOB van mening is dat een lokale overheid de burger niet zou kunnen bedienen. De gemeenten zijn nu al verantwoordelijk -zoals de staatssecretaris terecht ook vaststelt- voor wetten die straks onder de WMO vallen, zoals de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en de Welzijnswet.
De angel zit in het feit dat in de WMO de zorgplicht -zoals gemeenten die nu kennen in de WVG- na drie jaar zal worden afgebouwd. Daarnaast worden stukje bij beetje delen uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) overgeheveld naar de WMO.
Omdat de wet door gemeenten uitgevoerd gaat worden, betekent dit een overheveling van zorgtaken van de landelijke overheid naar de lokale overheid. Allereerst betreft dat de huishoudelijke zorg. Ook hier geldt een tijdelijke zorgplicht van drie jaar, terwijl in de AWBZ het recht op zorg wettelijk verankerd is. Op termijn komen daar andere onderdelen uit de AWBZ bij.
De staatssecretaris schrijft dat dit laatste pas later, onder de verantwoordelijkheid van volgende kabinetten, gaat plaatsvinden. Zij ziet de overheveling van de huishoudelijke zorg niet als een groot bezwaar. Maar wat je nu in gang zet, heeft gevolgen voor de toekomst. En ook daar moet Ross zich verantwoordelijk voor voelen. Waarom geldt de zorgplicht voor een periode van drie jaar en niet meer voor de periode daarna?
Voetangels
Gemeenten kunnen zorg en ondersteuning op maat bieden, zoals Ross stelt. Maar dan moet het wetsvoorstel op een belangrijk aantal punten wel worden aangepast. De WMO moet houvast bieden aan de burger en tegelijk ruimte laten voor gemeentelijke beleidsvrijheid.
Laat er geen misverstand over bestaan. De schrijver van dit artikel is als gemeenteraadslid en burgemeester ruim dertig jaar in de gemeentelijke sector actief geweest. Hij is overtuigd van de kwaliteit van gemeentebesturen en hun apparaten. Hij kent echter ook de voetangels en klemmen. En als er niets wettelijk geregeld is, dan helpt het weinig om iets bij een raadslid of een wethouder neer te leggen. Dan is het eenvoudige antwoord: het wordt aan de vrijheid van de gemeenten overgelaten.
De auteur is voorzitter van de Protestants Christelijke Ouderen Bond (PCOB).