Buitenland

Nicosia: nog steeds een verdeelde stad

NICOSIA - De Berlijnse Muur werd al meer dan vijftien jaar geleden gesloopt en het hek dat Gibraltar lange tijd hermetisch afsloot van Spanje, is ook al jaren geleden weggehaald. De ”green line” die het Turkse gedeelte van Nicosia scheidt van het Griekse, is echter nog steeds realiteit. En dat al meer dan veertig jaar lang.

Dr. C. S. L. Janse
1 November 2005 10:42Gewijzigd op 14 November 2020 03:07
NICOSIA – VN-vredesmilitairen patrouilleren in de bufferzone in de hoofdstad Nicosia die de Turkse Republiek van Noord Cyprus scheidt van de republiek Cyprus, waar de Grieks Cyprioten de baas zijn. Foto EPA
NICOSIA – VN-vredesmilitairen patrouilleren in de bufferzone in de hoofdstad Nicosia die de Turkse Republiek van Noord Cyprus scheidt van de republiek Cyprus, waar de Grieks Cyprioten de baas zijn. Foto EPA

Weliswaar is de situatie niet meer zo grimmig als in het verleden, toen er over en weer schietpartijen plaatsvonden. Maar de VN-vredesmacht is daar nog steeds present, net als elders in de bufferzone die de twee delen van Cyprus van elkaar scheidt.Voor de Grieks-Cyprioten begint voorbij het Ledra Palace, dat als hoofdkwartier van de VN-troepen dienst doet, het bezette gebied waar het Turkse leger sinds de invasie van 1974 de scepter zwaait. Voor de Turks-Cyprioten vormt de bufferzone de grens tussen hun in 1983 uitgeroepen Turkse Republiek van Noord-Cyprus en de republiek Cyprus waar de Griekse Cyprioten de baas zijn.

Lefkosa is de Turkse naam voor de hoofdstad, de Grieken spreken van Lefkosia. De oude naam Nicosia, die in het buitenland nog veel gebruikt wordt, is een jaar of tien geleden afgeschaft, al kom je die hier en daar nog wel tegen op wegwijzers. De vroegere naam zou te veel een overblijfsel zijn uit de Britse tijd (1878-1960).

De grens loopt dwars door de oude stad met zijn magnifieke zestiende-eeuwse ommuring. De panden in de bufferzone vertonen een desolaat beeld. Nog niet eens zozeer als gevolg van oorlogshandelingen, maar doordat ze al decennia lang niet bewoond worden en er niets meer aan gedaan wordt.

Prikkeldraadversperringen, wegblokkades en zandzakken voor de ramen. Grieks-Cypriotische soldaten, VN-soldaten en Turkse militairen, ieder op hun eigen gebied, maken het beeld compleet. Overigens is deze groene lijn (zo genoemd omdat een Britse officier die grens destijds met een groene pen op de kaart van Nicosia tekende) nu de spanningen verminderd zijn uitgegroeid tot een toeristische attractie. Waar kom je als gewone toerist zo’n tafereel nog tegen?

De Cypriotische stranden (en daarnaast de archeologische erfenis van het eiland) trekken de laatste jaren talloze toeristen. Begin jaren tachtig waren dat er nog maar een half miljoen, thans komt men aan het vijfvoudige. Wat dat betreft is Cyprus uitgegroeid tot een niet te verwaarlozen mediterraan vakantieland. Het dankt er een deel van zijn welvaart aan. Maar evenzo geldt dat de kuststreek, met name bij Limassol, net zo geleden heeft onder de massale bouw van toeristenhotels als de Spaanse Costa’s.

Niet weinig toeristen maken een uitstapje naar het Turkse gedeelte van het eiland. Vroeger werd zo’n bezoek aan Noord-Cyprus erg moeilijk gemaakt. Wie een stempel van de Turkse Republiek van Noord-Cyprus in zijn paspoort had, kwam het zuidelijke deel niet meer in. Nu is het nog steeds wel zo dat wie als toerist in Noord-Cyprus verblijft, niet voor een dagje naar het zuiden kan. Voor burgers uit de EU-landen zijn de regels echter verruimd, sinds Cyprus vorig jaar tot de EU toetrad.

Toeristen die in het zuiden verblijven, kunnen zonder problemen het noorden bezoeken. Een tijd lang was dat gelimiteerd tot één bezoek per vakantie, maar ook dat is nu voorbij. Wel is het nog steeds zo dat men bij de grens zijn visum voor Noord-Cyprus op een los velletje krijgt, zodat er in het paspoort geen sporen van het bezoek aan deze ’illegale’ republiek overblijven.

Behalve door Turkije is de republiek van Turks-Cyprus immers door niemand erkend. In de ogen van de Cypriotische regering behoor je het door de Turken onrechtmatig bezette gebied niet te bezoeken. Althans, dat standpunt werd vroeger uitgedragen. En de Turken wilden de verdreven Griekstalige bewoners ook niet meer terugzien. Twee jaar geleden werd echter voor de Cypriotische bevolking de grens op een aantal plaatsen opengezet.

Inmiddels werken tal van mensen uit Turks-Cyprus, waar de werkloosheid hoog is, in het zuidelijke deel van het eiland. En uit het Griekse deel van Nicosia gaat men boodschappen doen in het noordelijke deel van de stad waar (onder meer door het ontbreken van BTW) de prijzen aanzienlijk lager liggen.

Maar de gevoeligheden blijven. ”Lefkosia de enige hoofdstad ter wereld die nog verdeeld is” zo laat de Grieks Cypriotische regering op borden aan de grens weten. ”Bewijs uw menselijkheid. Stop de Turkse onmenselijkheid”, zo luidt een andere tekst. ”Geniet in dit land van raciale zuiverheid en echte apartheid. Geniet van het beeld van onze ontheiligde kerken. Geniet van wat overgebleven is van onze geplunderde erfgoed en beroofde huizen”, zo valt bij de grensovergang te lezen voor de toeristen die naar het noordelijk gedeelte oversteken. Maar de meeste borden zijn oud en afgebladderd. Kennelijk zijn dit geluiden uit vroeger jaren.

Een van de redenen waarom de Cypriotische regering het bezoek aan Turks-Cyprus ontmoedigt, is omdat toeristen en anderen zich onbedoeld schuldig zouden maken aan heling, wanneer ze verblijven in restaurants en hotels die eigendom zijn van Grieks-Cyprioten, maar sinds 1974 wederrechtelijk door Turken geëxploiteerd worden. In dat jaar moesten immers 160.000 Grieken naar het zuiden vluchten. Dat gebeurde vaak halsoverkop, waarbij ze niet alleen hun onroerend goed, maar ook hun andere bezittingen moesten achterlaten. Zeker voor dat probleem is moeilijk een oplossing te vinden.

Fatih Sulih, een 41-jarige handelaar in bouwmaterialen uit Turks-Cyprus, die bij de grenspost zit te wachten, ziet de kwestie van de eigendommen als een zaak van de regeringen. Die moeten dat maar compenseren. Hij doet regelmatig zaken met Grieks-Cyprioten. Voordien heeft hij jaren in Londen en ook een jaar in Nederland in de bouw gewerkt.

„De Grieken willen altijd de baas zijn. Zij willen niet accepteren dat er op dit eiland een Turks en een Grieks gedeelte is. Zakelijke contacten met de Grieken geven geen problemen, maar je moet de twee etnische gemeenschappen niet door elkaar mengen.” Daar komt in zijn ogen onherroepelijk narigheid van. „Is het niet na een jaar, dan wel na drie jaar.”

Dit is het eerste deel van een serie artikelen over Cyprus.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer